Als conservator bij Escher in Het Paleis ben ik altijd actief op zoek naar werk van M.C. Escher om de collectie mee te verrijken. Op ons verlanglijstje staat al jaren een klein aantal prenten van Escher die we nog niet in het bezit hebben, maar deze zijn zeldzaam en moeilijk om aan te komen. Hoog op het lijstje stond Eschers houtsnede Witte poes (1919), een liefdevol werk dat Escher maakte van zijn huisdier tijdens zijn studententijd in Haarlem.
Toen we afgelopen december de mogelijkheid kregen om het werk te verwerven, twijfelden we dan ook geen moment. En daar hield het geluk niet op: bij het uitlijsten kwam er tot onze grote verrassing een onbekende (maar incomplete) tekst van Escher onder het passe-partout tevoorschijn. Het was even puzzelen, maar we hebben het grootste deel kunnen reconstrueren. De tekst geeft ons een blik in het brein van de jonge kunstenaar, die aan het experimenteren was met de mogelijkheden van de grafische technieken.
De witte poes op de prent staat symbool voor Eschers jonge jaren in Haarlem. In 1919 gaat hij studeren aan de School voor Bouwkunde en Sierende Kunsten en verhuist hiervoor naar Haarlem, waar hij komt te wonen bij een hospita aan de Zijlstraat 11. In zijn kleine onderkomen met een zitkamer en slaapkamer wordt hij vergezeld door een witte poes, die hij cadeau kreeg van zijn gastvrouw.
De poes wordt voor Escher een geliefd onderwerp: hij vult een schrift met schetsen van zijn huisdier en verwerkt haar in drie houtsneden. Twee keer is het dier het hoofdonderwerp, in de andere prent zit de poes rustig op schoot. Bij de witte poes die je van voren ziet met de oogjes dicht, is de affiniteit van Escher voor zijn huisdier goed zichtbaar. Van dichtbij wordt duidelijk met hoeveel aandacht hij alle haartjes van de poes in het houtblok heeft uitgesneden.
Dat Escher trots is op de prent, blijkt uit het dagboek van zijn vader. Escher neemt namelijk een afdruk ervan mee naar zijn ouders in Oosterbeek. Ook zijn vriend en studiegenoot Henk Calkoen kan het bekoren. Hij schrijft een lovend artikel over Eschers houtsnede in het tijdschrift Eigen Haard:
Zijn kunstenaars-intuïtie heeft, al scheppend, de harmonie tüsschen vorm en inhoud doen ontstaan. […] De harmonische verdeeling van het wit en zwart maakt, dat deze houtsnede den aanschouwer op het eerste gezicht reeds boeit. Ziet het gevoelig verloop van de sterke en toch zoo fijne ruglijn; hoe mooi is hier gegeven het karakteristieke van de in zichzelf gekeerde kat, geconcentreerd tot één, haast niet-onderbroken wit vlak, dat op zichzelf weer zoo prachtig sluit in het vierkant. En tegelijk voelen wij, hoe uit dit kunstwerk tot ons komt de kunstenaar zelf.
Deze versie van Witte poes is een tegendruk en daarmee uniek. Een tegendruk is een afdruk van een afdruk en is dus geen spiegelbeeld van het beeld op het houtblok of de lithosteen. Daardoor kon Escher de poes afbeelden zoals hij haar voor zich zag. Er zijn enkele directe drukken (dus geen tegendruk!) van Witte poes bekend, die zich bevinden in de collecties van het Rijksmuseum en de National Gallery of Art in Washington D.C. Ook in het tijdschrift Eigen Haard uit 1920 is een afbeelding van de poes zo te zien. Hier zie je dat het monogram (de letters MCE die Escher in iedere prent verwerkte) dus goed leesbaar is – niet in spiegelbeeld, zoals in de tegendruk.
Escher experimenteerde vooral in het begin van zijn carrière veel met het maken van tegendrukken. Zo maakte hij van een portret van zijn vader in 1935 heel bewust een tegendruk, waarover hij zei:
Bij het grafisch portretteren van iemand met sterk a-symmetrische gelaatstrekken gaat de gelijkenis grotendeels verloren op de afdruk, die immers geheel het spiegelbeeld is van het originele werkstuk. Daarom werd in dit geval een ’tegendruk’ gemaakt, d.w.z.: terwijl de drukinkt op het papier van een eerste afdruk nog vochtig was, werd deze afgedrukt op een tweede vel papier, waarop de spiegeling dus is opgeheven.
Door het maken van een tegendruk van Witte poes kwam Escher dus dichter bij zijn eigen huisdier, net als bij het maken van het portret van zijn vader. Het is een persoonlijke benadering die een inkijkje in de werkelijkheid geeft en ons meer leert over Escher als kunstenaar én mens.
Dat de techniek van de tegendruk Escher bezig hield, werd duidelijk bij het uitlijsten van Witte poes. Toen onze papierrestaurator het passe-partout verwijderde, werd een grote vondst gedaan: eronder bleek een tekst over deze prent van de hand van M.C. Escher verstopt te zitten. Hierin beschreef Escher in detail waarom hij specifiek deze tegendruk maakte. Helaas was een deel van de tekst afgesneden en uitgegumd. Waarschijnlijk gebeurde dit decennia geleden bij het inlijsten van het werk, waarbij de tekst als minder belangrijk dan de afbeelding moet zijn beschouwd. De afgelopen maanden ben ik samen met collega’s van Escher in Het Paleis en Kunstmuseum Den Haag druk bezig geweest om de delen van de afgesneden tekst weer aan te vullen. Daardoor is er weer een leesbaar geheel van gemaakt. Onderaan deze pagina is de tekst te lezen.
Linksonder de afbeelding schreef Escher daarnaast ‘Voor Ruut, van Oom Mauk’, waaruit blijkt dat hij de tegendruk heeft opgedragen aan zijn neef. Door zijn familie en naaste vrienden werd Escher Mauk genoemd en het is niet uitzonderlijk dat Escher een prent aan een geliefde gaf. Oom Mauk deed deze prent cadeau aan Rudolf Escher. Hij was de zoon van Berend Escher, M.C. Eschers halfbroer, die een grote invloed had op de ontwikkeling van Eschers prenten. Later zou Rudolf Escher een bekende componist worden, maar in de tijd van de Witte poes was Rudolf nog een kind. Mogelijk beschouwde Escher het daarom als een passend cadeau voor zijn neefje.
Tekst bij Witte poes
De ontdekte tekst van M.C. Escher hieronder is door een team van Escher in Het Paleis en Kunstmuseum Den Haag overgenomen en aangevuld. De meeste tekst op het papier was nog goed leesbaar en is hier daarom woord voor woord overgenomen. De grijs gemarkeerde tekst is afgesneden, waardoor telkens een deel van de zin ontbreekt. Deze tekst is aangevuld, waardoor er weer een leesbaar geheel van gemaakt is. De zin in geel was volledig uitgegumd en is daardoor niet meer leesbaar. Het blijft gissen wat hier gestaan heeft.
Deze M.C.E. staat
niet bij vergissing
verkeerd om. De
afdruk is een tegen-
druk, d.w.z.: een
afdruk – vàn een
druk. In het hout
sneed ik de letters
in spiegelschrift,
de afdruk komt
dus goed te staan.
Wanneer de druk-
inkt nog nat is, is
het echter mogelijk
om onder een zeer
sterke druk (in de
etspers), daarvan
weer een afdruk, een
tegendruk te maken.
De tegendruk wordt
dus weer het spie-
gelbeeld van de
druk, en is dus als
het stuk hout.
Het voordeel van
een tegendruk t.o.v.
een gewone druk is
dat ik, b.v. in[..
….] afdruk zòò krijg als
[ik die gesneden?] heb. Het spiegelbeeld
geeft dikwijls een andere indruk, een
indruk die ik niet gewild heb – de
verkeerde. Ook de Pipa is een tegendruk.
De andere drie zijn directe afdrukken.
Hoewel dit een vrij feitelijke tekst is over het tegendrukprocedé, bracht het ons als ontcijferaars een stap dichter bij Escher. Het riep allemaal vragen op. Wat dacht hij? Waarom zou hij hebben gekozen voor de tegendruk? En wanneer speelde dit in zijn leven? Het is een blik in het hoofd van de jonge Escher, de beginnende kunstenaar die op zoek gaat naar zijn signatuur en technische vaardigheid in de vormende jaren van zijn leven.