Begin 1955 werkt Escher aan een opdracht voor een bevrijdingsprent voor de viering van de 10e verjaardag van de bevrijding op 5 mei van dat jaar. Hij heeft er gemengde gevoelens bij, schrijft hij op 22 januari in een brief aan zoon Arthur*:
“Nauwelijks heb ik deze week een paar dagen achter elkaar wat kunnen werken aan een nieuwe prent die al maanden lang in mijn hoofd zit [hij verwijst naar Hol en bol die hij in maart af zou hebben, EK], of daar wordt me waarachtig weer een spaak in ’t wiel gestoken, in de vorm van een soort opdracht om een bevrijdingsprent te maken in verband met de aanstaande viering van de tiende verjaardag van de bevrijding in mei. ’t Is maar wat je een opdracht noemt, want, áls ik als ik het werk aanvaard, dan moet ik dat, voor m’n fatsoen, gratis doen. De vraag voor mij is, of het hele geval me niet te veel tijd in beslag gaat zal nemen, omdat ik nu eenmaal niet snel kan werken. Er zal eventueel (de plannen zijn nog niet volkomen vast) een enorme oplage gedrukt worden met gratis uitreiking aan schoolkinderen bijvoorbeeld; ik moet dus terdege op mijn tellen passen en niet ‘maar zo’ een prentje in elkaar flansen. Ik krijg een maand bedenktijd en kan er dus nog van af, maar ik vrees dat ik wel zal moeten.”
Zoals hij met zoveel prenten deed, gebruikt hij voor deze prent een tekening die hij vele jaren eerder had gemaakt als uitgangspunt. In dit geval is dat tekening nr. 71, van april 1948. Hij had dezelfde tekening al eerder gebruikt voor een andere prent, de houtsnede Zon en maan. Die is ook afkomstig uit april 1948, wat erop lijkt te wijzen dat er een meer directe relatie is met de tekening dan bij Bevrijding.
Tot een massale reproductie van Bevrijding komt het niet. Escher is te laat met de oplevering en zijn gekozen formaat blijkt niet zo geschikt, wat er op lijkt te wijzen dat hij inderdaad niet veel voor het idee had gevoeld. Het is niettemin een mooie litho geworden.
Bronvermelding
[*] Leven en werk van M.C. Escher, onder redactie van J.L. Locher, Meulenhoff, 1981, blz. 81