In de herfst- en wintermaanden van 1930-1931 was Escher bijzonder productief. In het voorjaar had hij een reis door de Italiaanse provincies Campanile en Calabrië gemaakt, samen met zijn vrienden Giuseppe Haas-Triverio, Roberto Schiess en Jean Roussett. Zijn indrukken werkte hij van oktober tot februari uit in een hele serie houtsnedes en litho’s. 13 stuks in totaal. De werken dragen de poëtische namen van de plaatsen die hij had bezocht: Palizzi, Morano, Pentedatillo, Stilo, Scilla, Tropea, Santa Severina, Rocco Imperiale, Rossano.
De houtsnede van Palizzi in Calabrië is de eerste van de serie. Op 10 mei 1930 waren de drie reisgenoten in het plaatsje aangekomen. Palizzi is het meest zuidelijke punt van het Italiaanse vasteland, iets wat de drie bijzonder moet hebben aangesproken. Palizzi is ook om een andere reden bijzonder: het is een van de twee gebieden in Italië waar nog Griko wordt gesproken, een Grieks dialect dat ooit in heel Zuid-Italië en Sicilië te horen was.