Het zal u niet ontgaan zijn: 2014 stond bij Escher in Het Paleis en dus ook deze rubriek in het teken van de VERWONDERING. Nu is verwondering bij het grootste deel van onze bezoekers belangrijk bij de beleving van het werk van M.C. Escher. De technische vaardigheid om zulke onmogelijke dingen te laten zien, verbijstert iedereen. Het werk van Escher gaat over meer dan dat, hij houdt zich in de eerste plaats bezig met traditionele onderwerpen uit de beeldende kunst. Het conflict tussen twee- en driedimensionaal fascineert hem. Hoe geef ik diepte weer en hoe geef ik ruimte weer zijn vragen die je steeds weer beantwoord ziet in zijn werk. Uiteindelijk gaan veel van zijn latere prenten over de weergave van eeuwigheid en oneindigheid.
Die Hollandse jongen uit het vlakke Nederland ontdekt in Italië een ander perspectief. Hij voelt en ziet hoe de ruimte verandert als je vanuit een dal opkijkt naar een onderwerp of uit de hoogte neerkijkt op de kleine gebeurtenissen in de verte.
Over de prent, Sint Pieter van binnen uit 1935, weet hij nog dertig jaar later te vertellen dat hem regelmatig tijdens het maken van de voorbereidende tekeningen in de Sint Pieter werd gevraagd:
“Gut wordt u niet duizelig. Dan zei ik ja dat is juist de bedoeling.. Dat is de kwintessens van deze prent.”
Hij vindt het belangrijk zijn ervaringen met ons te delen. Zijn vriend, de journalist Hein van ‘s-Gravesande, beschreef dit al in 1940 toen hij stelde dat de:
“graphische werken wel door het zelf geziene, de werkelijkheid dus, zijn ontstaan, maar van die werkelijkheid is een synthese gegeven, een ordening. Wanneer men dus een stadje afgebeeld ziet op een van zijn prenten, is het best mogelijk dat men het op een heuvel staande niet herkennen zal, maar toch zal men de sfeer aanvoelen en weten dat is Italië.”
Escher ordent de werkelijkheid zo streng dat die zelfs ter plekke zo maar herkenbaar is. Het is tenslotte zijn doel een synthese, de essentie zouden wij zeggen, te geven van die plek. Om dit te bereiken, maakt hij jaarlijkse grote wandeltochten in het voorjaar waarin hij op de plekken die hem interesseren tekeningen maakt. Later zal hij die tekeningen bundelen en de belangrijke elementen eruit combineren tot een prent, die inderdaad wel eens niet met de werkelijkheid overeen kan komen. Zo laat hij uit het oude stadje Castrovalva op de gelijknamige prent behoorlijk wat huizen verdwijnen. (Maar vroeger was er geen internet en kon de realiteit niet zo makkelijk achterhaald worden.)
Escher wilde vooral de sfeer laten voelen waardoor hij de belangrijkste kenmerken van een landschap verbond met zijn ervaring ter plekke en zijn herinneringen aan die plek op dat moment. Hij was zeker in de eerste jaren in Italië een romanticus pur sang.
In dat licht was de ontdekking van het trappenhuis van zijn middelbare school in Arnhem een aardverschuiving. Door het contact met de reünistenvereniging van zijn oude school in 1946 ontstaan twee prenten Galerij (in december 1946) en Andere wereld (in januari 1947), waardoor de omslag meteen zichtbaar wordt.
Vanuit het dominante centraal perspectief van de gang in Galerij, waar verschillende andere perspectieven omheen zijn gezet, komt hij, zo lijkt het, volkomen onverwachts tot de cabine met boogramen in Andere wereld waardoor je de andere perspectieven bijna gelijktijdig bekijkt. De binnen- en buitenwereld zijn organisch verbonden.
Escher schreef aan zijn vriend Bruno Ernst:
“Misschien streef ik wel uitsluitend verwondering na en tracht ik dus ook uitsluitend verwondering bij mijn toeschouwer op te wekken,”
Aan mij als conservator de schone taak deze verwondering te ontleden. De prent Boven en onder, die Escher een half jaar later maakte, laat zien hoe hij ons binnen de wereld van het kunstwerk verleidt onmogelijke waarnemingen als de gewoonste zaak van de wereld te ervaren.
Hoewel de visuele citaten uit de school veel minder direct zijn dan in Andere wereld zou deze litho, zonder Eschers herinneringen aan het trappenhuis en de omslag die hij een half jaar eerder maakte in Andere wereld, er heel anders uitzien. Tot nu toe werd, ook door mij, Boven en onder als een typische onmogelijke verwerking van een motief uit zijn Italiaanse tijd beschouwd. Het is weliswaar een illustratie van een theorie: Escher hield zich bezig met een combinatie van het nadir (het vluchtpunt aan de onderkant van het onderwerp) en het zenit (het vluchtpunt aan de bovenkant van het onderwerp). Daarbij had hij gemerkt dat de lijnen, in tegenstelling tot de klassieke methode van afbeelden, helemaal niet mooi recht lopen, maar ovaal worden naar het vluchtpunt toe. Dit staat in tegenstelling tot onze traditionele manier van weergeven als we het centraal perspectief gebruiken, waar de lijnen als treinrails zo recht naar het centrale vluchtpunt op de horizon lopen.
Buiten het dubbele trappenhuis staat een palm. In combinatie met de bogen en het trappenhuis zou je je qua sfeer zo in Rome kunnen voorstellen. Het jongetje dat daar zit en een moeder die naar hem kijkt, dat is universeel. Wij worden echter als toeschouwer in de vreemde positie geplaatst van zowel naar het jongetje opkijkend, alsof we zijn vriendje of vriendinnetje zijn dat op hem wacht, als ook tegelijkertijd op hem neerkijkend, alsof we de buurvrouw of -man zijn die kijkt wat er gebeurt. Wij zijn onszelf en gelijktijdig een ander! Parallelle werelden ontstaan hierdoor in ons hoofd.
Zittend op het hoogste deel van die trap in Eschers oude school, maakte ik een paar jaar geleden een filmpje met mijn telefoon. Een filmpje om mijn herinneringen te bewaren, om mijn verbijstering over wat ik daar zag vast te houden en omdat anderen dit alles te kunnen laten zien. Op een van de filmpjes gebeurt iets wonderlijks, dat ik eigenlijk op het grote computerscherm thuis pas zag. Aan de overkant liep achter de balustrade een persoon, die sloeg de hoek om en verdween, dook weer op in het volgende venster van het trappenhuis, verdween even en kwam weer terug, verdween daarna nog langer, dook even op en sloeg af en verdween voor altijd.
Vroeger, niet eens zoveel vroeger, hadden we nooit een telefoon om foto’s of filmpjes mee te maken. Toen zat je, stond je en keek je. Als je je zo verveelt, zoals Mauk Escher deed op zijn middelbare school, en toch vijf dagen in de week in die school moet rondlopen, dan neem je de dingen in je op. Ooit gebruik je die gedachten weer, al is het dertig jaar later.
Escher zag in het vreemde trappenhuis van zijn school allerlei perspectieven. Als je omhoog loopt, heb je niet zoveel fantasie nodig om iemand ook gelijktijdig boven en naast je hoofd naar beneden te zien lopen. Als je daar hoog in het trappenhuis staat, zie je beneden diep onder je leerlingen lopen, maar ook recht voor je uit en schuin links en rechts naast je. Ze lopen je tegemoet en ze keren zich van je af. Allemaal op weg naar lokalen, naar buiten, naar elders, tegelijkertijd en door elkaar heen.
Het was spannend om de laatste jaren en vooral in dit jaar zo intensief bezig te zijn met het trappenhuis van Eschers school en de sporen die dit naliet in zijn werk. Deze laatste Escher van de Maand van 2014 was een samenvatting van mijn kennis die ik al doende heb opgedaan, ik hoop ook dat u met mij net zoveel plezier beleefde aan deze ontdekkingsreis.
PS: In Arnhem en omstreken is naar aanleiding van de publiciteit die de tentoonstelling VERWONDERING, of hoe verveling een optische illusie wordt een discussie ontstaan dat men daar al lang wist dat het trappenhuis de bron was voor de prent Relativiteit uit 1953. Dat is ongetwijfeld waar, want die vergelijking is het eerste dat opvalt als je de school binnenloopt. Maar deze waarneming heeft nooit de officiële Escher-literatuur gehaald. Bovendien was bij niemand bekend hoe groot de invloed van het trappenhuis op veel vroeger werk en ook latere prenten is. Deze ontdekking is nu vastgelegd.