Heeft u wel eens een droom gehad waarin u verdwaalt in een trappenhuis of niet meer uit het gebouw kunt komen waar u zich bevindt? Freudianen en andere kenners van onze diepere drijfveren willen dat voor u verklaren. Maar er is er maar één die u kan laten zien wat u in zo’n droom voelt: M.C. Escher. Zijn prenten zoals Belvédère, Andere wereld, Boven en onder, Klimmen en dalen en Relativiteit geven weer hoe verward je kunt raken in een droom. Je kunt dit moment zo hevig beleven dat het dicht aan een ervaring grenst. Bij Belvédère heb je het gevoel dat je naar boven loopt, maar ergens onderweg blijk je naar beneden te gaan, of nee, toch naar boven. In ieder geval verdwaal je in een trappenhuis zonder uitweg en niemand vindt dit vreemd. Je staat in een huis op de begane vloer, maar de ladder die je neerzette, blijkt tegen de buitenmuur van de bovenverdieping te steunen.
De raadselachtigheid van deze folly (een onmogelijk of bizar gebouw) is groot en als gebruikelijk bij Escher valt de onmogelijkheid niet meteen op. De eerste indruk is: ‘hmmm… een beetje oubollig gebouwtje’. Dit wordt benadrukt door figuren in een soort laatmiddeleeuwse kleding. Toch gebeurt er iets intrigerends waardoor je blijft kijken.
Ik vind de prent makkelijker te beschrijven van boven naar beneden, dan andersom. Er gebeurt namelijk zoveel op de begane grond dat dit afleidt van wat er echt gebeurt. Natuurlijk heeft Escher dit expres gedaan; hij leidt ons expres op een weg die het probleem ‘omzeilt’, waardoor we in eerste instantie denken dat het een eenvoudige voorstelling is. Dit is volledig in overeenstemming met zijn eigen motto dat een onmogelijke situatie omgeven moet zijn met raadselachtigheid en dat het pas in tweede instantie opvalt dat iets niet klopt. Wie bovenaan begint, maakt het zichzelf net iets makkelijker!
Een jonge vrouw staat aan de rechterkant van de eerste etage en kijkt naar de omringende bergen uit de Italiaanse Abruzzen in de buurt van Castrovalva. Als je alleen naar haar kijkt, is er niets aan de hand. Haar etage loopt van links naar rechts door het beeld. Twee bezoekers klimmen via een ladder naar haar toe. Ergens tussen die twee etages gebeurt iets vreemds. In de woorden van Escher: “Op de vloer van het onderste platform, dus binnenshuis, staat een ladder, waarlangs twee personen bezig zijn naar boven te klimmen. Maar een verdieping hoger aangekomen, staan zij weer in de open lucht en moeten het gebouw nogmaals binnentreden.”* De bovenste figuur, een nar, staat duidelijk met ladder al aan de buitenkant van de verdieping waar de jonge vrouw staat. De man die net de ladder op wil gaan, staat echter in het gebouw. Bovendien loopt die ruimte van voor naar achter door het beeld. Zijn vloer loopt dus dwars op haar vloer en toch wordt haar etage gesteund door pilaren die op de achterste en voorste hoeken van zijn etage beginnen! De constructie van beide verdiepingen samen oogt toch rechthoekig, zowel naar de ene als ook naar de andere kant: een optische illusie pur sang.
Wie verder kijkt ziet dat de pilaren vreemd staan opgesteld. Vanuit onze positie achter de heer die in de vallei kijkt, zou de linkerhoek met pilaar A hieronder, dus links naast hem (met de pijl), naar de pilaar B rechts van hem op de balustrade moeten lopen. Maar deze linker pilaar blijkt de voorkant te dragen van het dwarse deel van de etage waar de jonge vrouw staat. Of andersom beschreven: de boog waartussen de heer uitkijkt bestaat eigenlijk niet. Het is een onmogelijk bouwsel.
Escher suggereert ons dit weliswaar door de boog boven de heer aan te geven, maar hij zet tegelijkertijd pilaar C achter de heer als steunpunt voor deze boog neer, waardoor het duidelijk wordt dat die pilaar achter de heer de voorkant ondersteunt van de boog waarboven de vrouw staat. Het is een visuele tegenstrijdigheid van jewelste die zich hier afspeelt. Begin je aan de voet van een pilaar te kijken, dan eindig je geheel onverwachts in een ander deel van de folly. Zonder de bovenverdieping blijkt de heer in een logische constructie te staan!
Escher beschrijft Belvédère uitgebreid in het boek Grafiek en Tekeningen:
‘Op de voorgrond, links onderaan, ligt een vel papier waarop de ribben van een kubus zijn getekend. Twee cirkeltjes geven de plaatsen aan waar ribben elkaar kruisen. Welke ribbe ligt vóór, welke achter? Voor en achter tegelijkertijd is in een drie-dimensionale wereld niet mogelijk en kan dus ook niet worden afgebeeld. Maar wèl kan een voorwerp getekend worden dat van boven een andere realiteit weergeeft dan van onderen. De knaap die op de bank zit, heeft zo’n kubusachtige absurditeit in zijn handen. Hij bekijkt het onbestaanbare voorwerp peinzend en is zich er blijkbaar niet van bewust dat de belvédère achter zijn rug op dezelfde onmogelijke manier is gebouwd.”**
De tekening van een kubus en een onmogelijke kubus zijn hier ter verduidelijking ingevoegd. Hierdoor wordt de verwarring van de optische illusie, die Escher zo slinks in Belvédère toepast, verduidelijkt.
De onmogelijke kubus is een van die figuren waar ik duizelig van word, omdat mijn hoofd dit niet goed kan bevatten. Het heeft ongetwijfeld te maken met waarneming door de hersens en het feit dat een beeld dat op de achterkant van je oogbal omgekeerd binnenkomt, door je hersens weer wordt teruggedraaid. De verwarring tussen voor en achter is dan voor mij bijna te veel. Escher gokt natuurlijk een beetje op deze reactie bij de kijker. Als die het gevoel krijgt zeeziek te worden van het werk, dan kijkt de toeschouwer maar liever niet zo goed en dan zien we de onmogelijkheid van Belvédère over het hoofd en missen we het fameuze Escher-knippermoment. Het ogenblik waarin je met je ogen knippert en je realiseert: maar er is hier wel iets heel vreemds aan de hand!
Deze vernuftige manier met ruimte om te gaan, is een variatie op prenten uit de serie relativiteiten, zoals Escher hen noemt. Andere wereld, Boven en onder, Trappenhuis en Relativiteit zijn vier werken waarin hij ongemerkte en slinkse verbindingen van verschillende perspectieven maakt. Escher maakte deze prenten tussen 1947 en 1953. Alle vier zijn in feite ruimte concepties waarin beweging een cruciale rol speelt.
Deze reeks van vier is direct verbonden met het trappenhuis van Eschers middelbare school. Daarin combineert Escher, zoals hij dit sinds zijn vroegste prenten doet, herinnering met werkelijkheid en fantasie met beleving. Wie de linkerfoto hierboven bekijkt, ziet de leerlingen in fantasie ver aan de overkant lopen, de trap aflopen en omhoog gaan, beneden door de gang van links naar rechts en omgekeerd en wellicht gaan er ook kinderen naar buiten of komen ze binnen. Tegelijkertijd staat er iemand vlak bij je. Ga je iets verder in het trappenhuis staan, dan kun je de trap als een Z zien en ook daarin is het mogelijk je allerlei bewegingen voor te stellen. Deze ervaringen en herinneringen in het trappenhuis waar zoveel tegelijkertijd afspeelde zijn in die reeks terug te vinden. Hij combineert in een kunstwerk de verschillende perspectieven van de ruimte.
Beide foto’s zijn door Studio Gerrit Schreurs in 2014 met Photoshop schoongemaakt om de situatie tijdens Eschers middelbare schooltijd te benaderen.
In Belvédère, Klimmen en dalen en Waterval past Escher veranderingen en combinaties van het perspectief binnen één object toe. Bij Klimmen en dalen gebeuren onmogelijke dingen op de trap rond de binnenplaats, bij Waterval zit de onmogelijkheid in de kringloop van het water en bij Belvédère in de onmogelijke verbinding van de twee verdiepingen. Zonder de uitgebreide experimenten van het oudere werk, zou Escher later niet tot deze iconen van zijn kunst zijn gekomen.
* De heruitgave uit 2006 door Taschen GMBH van “M.C.Escher Grafiek en Tekeningen”; ingeleid en toegelicht door de graficus, p16; indertijd uitgegeven door Koninklijke uitgeverij J.J. Tijl NV, Zwolle 1959.
** idem * p. 15 en 16