Op 17 juli 1950 vertrok Maurits samen met zijn jongste zoon Jan, dan 11 jaar, naar Parijs, het begin van een Franse reis net zoals hij die zelf als kind had gemaakt.*
‘Reeds één uur voor aankomst te Parijs zei Jan: je moet mij waarschuwen zodra je de Eiffeltoren ziet. Hij zag hem tenslotte eerder dan ik.’
Oudste zoon Arthur was naar Lausanne verhuisd, waar hij op aanraden van oom Beer aan de studie geologie zou beginnen. George, de middelste, was kort daarvoor in dienst gegaan.** Escher daarover:
‘George is, tot onze smart, sinds 2 weken in dienst, na jarenlang studie-uitstel. Dat is beroerd, want je weet nooit of zoo’n jongen later nog de energie vindt om verder te studeren. [Die angst bleek niet terecht]. Dus zijn wij maar alleen met Jantje die, nog op de lagere school, het nest dus gelukkig nog niet gauw zal verlaten.’
Zoals bij veel van zijn reizen hield Escher een dagboek bij waarin hij nauwkeurig beschreef hoe het reisschema eruitzag, waar ze sliepen, wat ze aten, wat ze allemaal zagen en wat alles kostte. In Parijs wandelden ze door het Quartier Latin en over het Ile de la Cité en beklommen ze de Notre Dame:
‘Boven op de rechtertoren konden wij uit het travertijn [dichte soort van kalktufsteen] die verweerd was, kleine fossielen peuteren.’
De volgende stop was de Dordogne, waar ze per trein en bus naartoe gingen. Daar bezochten ze grotten en het is niet onwaarschijnlijk dat tijdens die reis Jans fascinatie voor geologie ontstond. Escher was in wat hij zelf ‘een paradijs’ noemde. Samen met zijn zoon genoot hij van de grotten en de middeleeuwse architectuur. Ze wandelden flinke stukken en gingen vissen, zwemmen en op fossielenjacht.*** Ook tekende hij landschappen, een boerenhoeve en de
‘grotten des Eyzies vanaf de paddestoelvormige Rocher de la Peine. Moeilijk en ingewikkeld.’
Op de terugreis bezochten ze nogmaals Parijs:
‘…daarna naar de Halles, Jan geïnteresseerd in drukte; velerlei vlees, groenten en vis. Toen op zoek naar “nageoires” [zwemvliezen] voor George, 4 grote magazijnen afgelopen. Eindelijk juiste maat gevonden in “Printemps”. Bril (voor onderwater) en buis (om onderwater te ademen) alles samen voor Frs. 3250. Na lunch naar St. Séverein, Panthéon (met graven in crypt van o.a. Victor Hugo en Emile Zola). Daarna St. Chappelle (Jan toonde daarvoor weinig enthousiasme). Vervolgens naar Champs de Mars om foto’s te nemen van de Eiffeltoren. Eindelijk naar de Sacré Coeur, met funiculaire en wat gedronken op de boulevard, alwaar krachtpatser gewichten hief. In metro de lichtstraal bewonderd en geëxperimenteerd die electr. roltrap automatisch in beweging brengt als de lichtbundel onderbroken wordt door er voorbij te lopen. ’s Avonds naar Place de la Concorde. Wij zagen de lichten en schijnwerpers één voor één aangaan: obelysk, fonteinen, beelden, paleizen, brede Triomphe in de verte; Jan opgetogen, mooi einde van onze reis.’
Bronvermelding
[alle quotes], [*], [**] en [***] Wim Hazeu, M.C. Escher, Een biografie, Meulenhoff, 1998, blz. 328-329