Het is een tropische zomer in Nederland en wat is er meer tropisch dan een palmboom? Maurits Cornelis Escher zag in elk geval iets heel speciaals in deze iconische boom. Hij heeft zich er nooit over uitgelaten, maar het is opvallend hoe vaak deze terugkeert in zijn werk. In juli 1923 maakte hij de eerste, een gestileerde palmboom met bladeren als parasols, hangende trossen met palmvruchten, de geschubde stam en een aureool dat de boom lijkt te omgeven.
In maart 1926 gebruikte hij een sterk gelijkende palmboom als centrum van zijn prent De zesde scheppingsdag, waarop Adam en Eva in het Paradijs te zien zijn. In 1931 maakte hij opnieuw een palmboom, als onderdeel van zijn Emblemata serie, en in 1933 volgde een vierde.
Ook bestaan er nog een aantal tekeningen en voorstudies waarin hij oefent met de boom. Maar naast de palmboom als onderwerp, is de boom ook meerdere malen te zien als beeldelement in zijn grafische werk. Zo duikt de boom op achter een huisje bij Nunziata, kijkt hij het beeldkader in naast het huis in Schemering (Rome), staan ze op de boulevard in Calvi, Corsica en is de boom twee keer aanwezig in zijn fameuze prent Boven en onder. In het embleem dat hij maakte voor restaurant Insulinde staan meerdere kleine palmboompjes en in zijn prachtige fictieve bevolkte werelden in Dubbele planetoïde en Viervlak-planetoïde vormen palmbomen een herkenbaar element dat deze planeten juist iets aards geeft.
Waarschijnlijk sprak het exotische van de boom hem aan. In Nederland zag je ze weinig. Iets soortgelijks gebeurde bij de aloë, een vlezige plant met puntige bladeren die zo mogelijk nog exotischer was. Ook die heeft hij meerdere keren afgebeeld, onder andere in Tropea, Pentedatillo en Belvédère. In de versie uit 1933 worden beide exoten gecombineerd. Twee aloë planten flankeren de palmboom, waardoor de prent niet alleen iets woests en natuurlijks heeft, maar ook heel symmetrisch en gestileerd is. Tot de symmetrie in een palmboom moet Escher zich in elk geval aangetrokken hebben gevoeld.