In 1946 gaat Escher voor het eerst in mezzotint werken. Dit is een speciale en arbeidsintensieve diepdruktechniek, waarbij het oppervlak van de koperplaat met een zogenaamd wiegijzer ruw wordt gemaakt. De opstaande randjes die hierbij gecreëerd worden, heten bramen. In de bramen blijft de inkt goed hangen, zodat er een mooi diepe kleur zwart ontstaat. De lichtere delen ontstaan door de bramen weg te halen met een zeer scherp gereedschap, een schraapijzer. Op deze plekken pakt de inkt minder goed. Voor de lichtste deeltjes kan een polijststaal worden gebruikt. Polijsten kan randen verzachten en lichte gradaties in toon maken, zoals het licht dat op het bovenste ooglid in de mezzotint Oog (1946) valt. Door meer of minder te polijsten is het mogelijk om verschillende grijstonen, ofwel halftonen, te bereiken, vandaar de naam ‘mezzo’ (half).
Het mezzotintprocedé werd uitgevonden door de Duitse beroepsmilitair Ludwig von Siegen (1609-1680). Zijn vroegste mezzotintdruk dateert van 1642 en is een portret van Amelia Elizabeth, Landgravin van Hesse-Cassel. Dit portret werd gemaakt in de “licht naar donker”-methode.
Volgens overlevering schijnt het wiegijzer uitgevonden te zijn door Prins Rupert, een beroemde cavaleriebevelhebber in de Engelse Burgeroorlog. Maar de Nederlander Abraham Blooteling wordt ook genoemd. Samen met Wallerant Vaillant maakt Blooteling deze techniek hier bekend. Het proces werd tot het midden van de achttiende eeuw vooral gebruikt om portretten en andere schilderijen te reproduceren. Na deze periode is de mezzotint wat in onbruik geraakt. Peter Ilsted (1861-1933) en Robert Kipniss (1931) zijn twee voorbeelden van latere kunstenaars die deze techniek nog met enige regelmaat toegepast hebben.
De houtsnede is de oudste bekende grafische techniek. In China werden voor onze jaartelling al houtblokken gebruikt om beelden in te snijden. Een houtsnede wordt van oudsher gemaakt in een plankje van een fruitboom, bijvoorbeeld een appel- of perenboom. Dit hout heeft een mooie fijne nerf, waardoor het stevig is, maar zacht genoeg om in te snijden. Al het hout, behalve dat van het uiteindelijke beeld, wordt weggesneden door middel van gutsen
De ets is, net als een mezzotint, een vorm van diepdruk. Bij de diepdruk wordt de afbeelding uit het metaal gespaard door deze weg te snijden of met zuur uit te bijten, waarna de inkt in de groef gerold wordt. Bij een ets wordt een wasachtige coating op de gladde plaat aangebracht, een grond, waarna de tekening met etsgereedschap in deze waslaag wordt gekrast. De plaat wordt dan ondergedompeld in bijtmiddel, een zure oplossing.
Eschers carrière als graficus begint op zijn zeventiende met een linoleumsnede: een portret van zijn vader in 1916. De linosnede of linoleumsnede is een hoogdruktechniek, waarbij delen van een stuk linoleum worden weggesneden zodat de afbeelding wordt 'uitgespaard'. De techniek is te vergelijken met de houtsnede. Omdat het materiaal zachter is, is het snijden in linoleum makkelijker dan in hout.