Waarom Escher de tekening twee jaar later pas uitbrengt als litho, blijft raadselachtig. Ook de omstandigheden zijn opvallend. Van 26 april tot en met 28 juni 1936 maakt hij namelijk een grote reis naar Spanje, Malta, Frankrijk en Italië. Hij nodigt zichzelf uit bij de Italiaanse rederij Adria om in ruil voor een bootreis meerdere prenten te maken van locaties waar het schip aanmeert. Het leidt tot karakteristieke prenten van onder andere Marseille, Venetië en Senglea. Het is een bewogen reis, waarbij hij van alles meemaakt en veel op locatie tekent. Hij schrijft pagina’s vol over zijn belevenissen in zijn reisdagboek, maar rept geen woord over de litho S.S. Giovanni e Paolo die hij in mei 1936 tijdens deze reis maakt.
De litho bevindt zich in de collectie van Kunstmuseum Den Haag, met daarop de tekst ‘geschaafde litho’ en ‘eenig exemplaar’. Een schaaflitho is anders dan een reguliere litho, de techniek die Escher medio jaren 30 al behoorlijk goed in de vingers heeft. Het verschil is dat je bij een schaaflitho van zwart naar wit werkt, en niet van wit naar zwart. De steen die voor de druk gebruikt wordt, maakt de kunstenaar eerst donker. Met een pennetje, naald of mesje wordt de afbeelding er dan uitgekrabd of geschaafd. Licht is dus niet de basis, maar donker.** Dit doet denken aan de techniek van de krabtekening, die Escher in de jaren daarvoor vaker gebruikt, maar ook aan Eschers eerste litho’s in 1929. Bij deze litho’s maakt hij ook eerst de steen donker en werkt hij van donker naar licht toe. Volgens Bruno Ernst past Escher pas na 1930 de reguliere lithografietechniek toe, waarbij hij direct op de lithosteen tekent zonder de steen eerst donker te maken.*** Hij grijpt voor deze weergave van de basiliek in Rome dus terug naar de techniek van de schaaflitho, die hij voor zijn allereerste litho’s gebruikt.