Portretten kennen een eeuwenlange traditie. In de tentoonstelling Geniale grafici: Escher en zijn tijdgenoten is een hele zaal aan dit onderwerp gewijd. In deze zaal bent u niet alleen aan het kijken, maar staren ook heel veel ogen naar de bezoeker terug: van Beethoven tot een gestileerde hond en van Eschers vrouw Jetta tot een Zeeuwse boer. Zodra de tentoonstelling opent voor publiek (hopelijk zo snel mogelijk!), kunt u hier kijken én bekeken worden.
In de tijd dat Escher leerling is aan de School voor Bouwkunde en Sierende Kunsten krijgt hij veelvuldig les in het maken van portretten. Zijn leraar aan de School voor Bouwkunde en Sierende Kunsten in Haarlem, Samuel Jessurun de Mesquita (1868-1944), leert hem de kneepjes van het grafische vak. Portretten van mens én dier komen ruimschoots in zijn lessen aan bod. Hierbij ligt de focus op het waarheidsgetrouw weergeven van mensen en om de juiste anatomische verhoudingen goed te vatten op papier. Zeker met het laatste hebben beginnende kunstenaars vaker problemen. Een bekend voorbeeld is Piet Mondriaan, die als recentelijk afgestudeerde kunstenaar aan de Rijksakademie in Amsterdam mee wilde doen aan de prestigieuze Nederlandse kunstprijs Prix de Rome. Twee keer probeert hij zich hiervoor in te schrijven, maar nooit wordt hij doorgelaten naar de laatste ronde. De menselijke anatomie breekt hem op.
Ook Escher zien we hier in het begin mee stoeien. De vrouwelijke naakten die hij tijdens zijn studietijd maakt, zijn af en toe ongemakkelijk gevormd. Met de jaren leert hij de menselijke gestalte in een houtsnede en later ook litho echter steeds beter af te beelden. Een mooi voorbeeld is het liefdevolle portret van zijn vrouw Jetta in 1925. Haar blik is naar beneden gericht en met haar lange vingers houdt ze teder een bloem vast. Met korte streepjes maakt Escher haar gezicht wit en daarmee geleefd, terwijl hij juist veel zwart laat in haar jurk – op enkele langere strepen na – om een ruitpatroon te creëren. Een geslaagd portret waarbij Escher de techniek van de houtsnede uitgebreid gebruikt om een karaktervolle weergave te maken van Jetta.
In het begin van Eschers kunstenaarscarrière maakt hij meerdere portretten, maar dat wordt later steeds minder. Escher zei in 1968, vier jaar voor zijn overlijden:
“Een portret maken kan ik psychisch niet aan. Zo’n vent die voor je zit, zo’n persoon is veel te hinderlijk voor mij. Ik heb alleen een heel enkele keer een portret van mezelf in de spiegel gemaakt. De mensen maken me gauw in de war.”
Eschers zelfportretten in spiegels maken hem wereldberoemd. De uitdagingen van de menselijke anatomie, waar hij in het begin tegenaan liep, zijn dan allang geen probleem meer.
De portretten van Eschers Nederlandse tijdgenoten in Geniale grafici tonen de diversiteit van grafisch werk. De stijl van deze afbeeldingen van mens en dier loopt flink uiteen. Misschien wel een van mijn favoriete portretten in de tentoonstelling is César Domela’s portret van zijn vader uit 1923. Domela (1900-1992) is een van de minder bekende kunstenaars van De Stijl. Hij maakte een twintigtal schilderijen in de abstracte stijl van deze kunstbeweging, maar liet de strakkere regels ervan daarna los om meer te experimenteren met kleur en vorm. Ook grafiek was een geliefd medium van Domela, zoals je kunt zien in dit krachtige vroege portret. Domela’s vader is Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846 –1919), de politicus die de socialistische beweging in Nederland startte. Het portret is niet per se liefdevol te noemen; de strakke stijl is meer leidend dan het waarheidsgetrouw afbeelden van een waardevol familielid. Het wit in de prent bestaat maar uit vier vlakken; de rest is zwart. Het grootste witte vlak vormt het voorhoofd, de neus en de typerende baard van zijn vader. Drie kleinere witte geometrische vormen creëren samen zijn oog. Met minimale middelen zet de zoon zijn vader krachtig en profil neer.
Een ander markant gezicht in de tentoonstelling is Oude man (1906-1907) van Jacoba van Heemskerck (1876-1923). Vanaf 1910 liet deze kunstenaar zich inspireren door het luminisme en kubisme. Haar vrije kunstwerken waren door het antroposofische gedachtengoed beïnvloed en moesten door middel van opvallende kleuren en losse lijnen, die haar schilderijen en prenten in vlakken verdelen, een expressie zijn van een innerlijke wereld. In 1906 en 1907 maakte ze een aantal litho’s die verder verwijderd zijn van haar kenmerkende expressionistische stijl. Een oude visser of een Zeeuwse boer zijn dan haar onderwerp. De lithografische techniek leent zich er goed voor om met veel detail een gezicht af te beelden, omdat er veel tinten grijs gebruikt kunnen worden. Het licht dat op deze man schijnt, afgebeeld in lichter grijs, maakt zijn karaktervolle gezicht zichtbaar. Geen rimpel lijkt de nuance van de litho te ontgaan.
Die precisie van de litho van Jacoba van Heemskerck probeerde Matthijs Maris (1839 – 1917) juist niet te evenaren. Bewust verhulde de broer van de Haagse School-kunstenaars Jacob en Willem zijn schilderijen in een soort waas; alsof je nét niet goed kan zien wat hij wilde afbeelden. Eén blik op het kunstwerk is niet genoeg. De sfeer van deze ets heeft ook dit geheimzinnige en dromerige voel. De ets begint lichter onderaan met grovere krassen van de etsnaald. Des te meer je blik naar boven gaat, des te donkerder de ets wordt. Het verschil tussen de sluier en haar haar is moeilijk te onderscheiden, haar ogen lijken gesloten. Het beeld hoeft niet precies te zijn om de serene uitstraling over te brengen.
Nieuwsgierig geworden? Tot en met 5 september zijn deze drie prenten en nog vele andere portretten van o.a. Charley Toorop, Jan Veth, Julie de Graag, Dick Ket en Chris Lebeau in het museum te zien. Ook komen andere thema’s uit zowel Eschers werk als dat van zijn Nederlandse tijdgenoten terug, zoals de natuur, spiegelingen en onmogelijke voorstellingen. Experimenteel, klassiek of extreem gesimplificeerd: de prenten van Escher en zijn Nederlandse tijdgenoten in Geniale grafici bewijzen de rijkdom die grafiek kan bieden.