Over de publiekslieveling Belvédère (1958) schreven mijn collega’s van Escher in Het Paleis al vaker. Het werk heeft een magische kracht die miljoenen liefhebbers van Eschers werk over de hele wereld raakt. Waar je op het eerste gezicht naar een fantasierijk gebouw denkt te kijken, daar blijkt het bouwwerk bij een tweede blik onmogelijk te zijn. Hoe kan het dat de ladder binnen begint en buiten eindigt? En waarom zijn de pilaren zowel aan de voor- als achterkant van het gebouw verbonden? Ook de figuren die het gebouw verkennen, dragen bij aan het mysterieuze karakter. Opvallend genoeg haalde Escher inspiratie voor deze personen uit het schilderij De tuin der lusten (1490-1500) van Jheronimus Bosch, een werk dat hij meer dan 20 jaar eerder al deels kopieerde. Met het Italiaanse berglandschap op de achtergrond is deze litho een verrassende mix van compleet verschillende elementen.
Niet alleen de voorgrond van Eschers litho is raadselachtig, het landschap op de achtergrond was dat voor lange tijd ook. Onderzoek heeft uitgewezen dat het landschap in Belvédère niet door Escher is bedacht, maar daadwerkelijk bestaat, en wel in Italië. Escher woonde meer dan een decennium in dit land en dergelijke vergezichten komen in veel van zijn vroege prenten voor, maar ook in later werk komen Italiaanse aspecten terug. Denk bijvoorbeeld aan de prominente rol voor het plaatsje Atrani in zijn driedelige serie Metamorphoses (1937, 1939-1940, 1967-1968) en het gelaagde Italiaanse landschap in de achtergrond van Waterval (1961). In het geval van Eschers Belvédère is net als bij Atrani de exacte locatie aan te wijzen, namelijk het plaatsje Pettorano sul Gizio. Dit dorpje bevindt zich in de regio Abruzzen, waar Escher onder meer in mei en juni 1929 uitvoerig rondreisde. Escher droomde ervan om naar aanleiding van deze reis een geïllustreerd boek over de Abruzzen te maken. Tijdens de reis maakte hij daarom talloze tekeningen van dorpjes als Scanno en Pettorano sul Gizio, waarvan hij er later in het jaar veel uit zou werken tot prenten. Uiteindelijk komt het boek niet tot uitvoering, maar met 6 prenten en 28 tekeningen als eindresultaat werpt de reis toch zijn vruchten af. *
“We zetten onze rugzakken in een klein en schoon restaurant en gaan op zoek naar onderwerpen. Eigenlijk hebben we weinig zin om te werken, maar het moet. Een olieschetsje. We eten in deze trattoria, en maken dan nog een werkje.” **
Waar Haas-Triverio een nu onbekende olieschets maakt, daar maakt Escher een tekening van Pettorano sul Gizio en de achterliggende vallei. De tekening heeft aandacht voor de blokvormige huisjes van het Italiaanse dorpje op de voorgrond, maar gelijktijdig is er veel ruimte voor de diepte van de Gizio-vallei en de hoge bergkammen. Deze voorstudie hielp Escher bij het maken van een meer gedetailleerde krabtekening in oktober van datzelfde jaar. De krabtekening bevindt zich in de collectie van Kunstmuseum Den Haag en de voorstudie in een Amerikaanse privécollectie.
In 1929 vloeien de houtsneden steeds makkelijker uit Eschers vingers, dus zoekt hij met de krabtekeningen meer technische uitdagingen op. Zijn krabtekeningen ontstaan naar aanleiding van zijn reizen door onherbergzame Italiaanse regio’s. Als onderwerp kiest hij naast Pettorano sul Gizio ook voor de plaatsjes Opi, Cerro al Volturno en Alfedena in de Abruzzen en Santa Severina in Calabrië. Deze krabtekeningen maakt hij op dik en ondoordringbaar perkament en zijn herkenbaar aan de zachte overgangen van het diepe zwart naar een vaak beige-goudachtige kleur. Ze lijken hierdoor bijna te gloeien in het donker.
Deze door Escher zelf bedachte techniek beschrijft zijn vader George Arnold Escher in zijn dagboek:
‘We bekijken de schetsen door Mauk gemaakt op zijn reisje in de Abruzzen en een daarvan te Steckborn uitgewerkt volgens een nieuw door hem uitgedacht procedé, nl. op dik en voor olie ondoordringbaar papier (perkamentachtig) een laag drukinkt en daarin door min of meer wegkrabben met een klein zakmesje tinten van verschillende helderheid te voorschijn brengen. ’t Is vooral geschikt voor donkere tekeningen, als van ’t inwendige van kerken en andere gebouwen, waarbij minder moeite vereist wordt om licht -dan om donker- voor te stellen.’ ***
Tijdens zijn bezoek aan zijn ouders komt Eschers goede jeugdvriend Bas Kist langs. Aan de hand van de krabtekeningen raadt hij Escher aan om litho’s te gaan maken, een advies dat hij zal opvolgen. De belangrijke keuze om lithografie te omarmen, wordt dus direct beïnvloed door de krabtekeningen. Sinds zijn studietijd had Escher geen litho’s meer gemaakt en daarom schakelde hij zijn oud-leraar H.B. Dieperink in voor wat technische tips. Daarna worden ze een permanent onderdeel van zijn scala aan grafische technieken. De krabtekeningen worden dat echter niet. Waarschijnlijk heeft dit te maken met Eschers voorliefde voor grafiek, waarbij hij zijn voorkeur geeft aan de reproduceerbaarheid van een litho of houtsnede boven het maken van een unieke tekening. Desondanks verdienen ze wel de aandacht: de krabtekeningen staan symbool voor zijn liefde voor het Italiaanse landschap en de blijvende invloed die het uit zou oefenen op zijn oeuvre. ****
Ondanks dat Escher op een gegeven moment de krabtekeningen laat varen, vallen ze goed in de smaak tijdens een tentoonstelling in Kunsthandel Martinus Liernur in Den Haag. Deze tentoonstelling in 1931 toont een doorsnede van Eschers werk na zijn studietijd: zowel zijn Bijbelse voorstellingen, de Emblemata-serie als krabtekeningen en prenten van Italië zijn vertegenwoordigd. Kunstcriticus Jos de Gruyter schrijft in Het Vaderland een uitgebreide recensie, waarbij ook Pettorano sul Gizio uitvoerig wordt besproken:
‘Stellig getuigen de litho’s en de verwante zoogenaamde krabteekeningen over het geheel van een grootere gevoeligheid. De litho’s no. 39, Stilo, colla Fiumara, no. 44 Klooster bij Rocca, Imperiale en no. 47, La Cattolica di Stilo in Calabrië, zou ik tot het gaafste en volkomenste willen rekenen van wat Escher tot dusverre presteerde. Het eigenaardige Pettorano sul Gizio (no. 50, boven den schoorsteenmantel) is evenwel boeiender en opzienbarender. De sfeer van het landschap, dat een maanlandschap gelijkt, is beklemmend. Men vraagt zich onwillekeurig af, wat voor wezens wel zouden kunnen wonen in die regelmatig opblokkende, cubische bouwsels op den voorgrond. Zeker geen menschen, want elk spoor van het levende, het huiselijke of warmbloedige ontbreekt. Het zullen steile, ongenaakbare wezens zijn, die zich in deze bijna mathematisch geconstrueerde, vierkante vestinkjes terugtrokken, om er een ascetisch, abstract leven te leiden. De teekening verdient veel lof; vooral het achterplan, met vallei, bergen en hemel is mooi, zuiver en strak gedaan.’ *****
Voor Escher moeten de krabtekeningen dus meer zijn geweest dan alleen een experiment, anders had hij ze bij Martinus Liernur niet getoond. Ze hebben een blijvende impact op zijn werk, omdat ze niet alleen leiden tot het omarmen van de lithografie, maar elementen ervan zijn ook een inspiratie voor latere prenten. Zo verschijnt de simurgh (het Perzische fabeldier dat kan spreken) uit de krabtekening Stilleven (1943) ook in de prent Andere wereld (1947) en Galerij (1946) en vinden we de vallei en bergen rondom Pettorano sul Gizio weer in Belvédère (1958). Dit typeert Escher, die soms opeens terug kan grijpen naar onderwerpen van decennia geleden. Bij Belvédère is dit maar liefst 29 jaar later. De invloed van Italië gaat bij Escher nooit meer weg.
Bronvermelding
* Leven en werk van M.C. Escher, onder redactie van J.L. Locher, Meulenhoff, 1981, blz. 34
** Gemeinsam unterwegs. Giuseppe Haas-Triverio und M.C. Escher, Beat Stutzer, Scheidegger & Spiess, 2024, blz 144-146 (vertaald door Marijnke de Jong en Beat Stutzer)
*** Leven en werk van M.C. Escher, onder redactie van J.L. Locher, Meulenhoff, 1981, blz. 34; Levensschets G.A. Escher, Nationaal Archief, inv. nr. 2.21.371, 97 (6 juli 1929)
**** Maurits C. Escher, een eigenzinnig talent, J.W. Vermeulen, Kok Lira, 1995, blz. 44-45
***** Houtsneden, litho’s en teekeningen door M.C. Escher. Bij Martinus Liernur, W. Jos de Gruyter, Het Vaderland. 8 oktober 1931