Op 22 april 1932 vertrekt Maurits Escher naar Italië, samen met zijn vriend en schilder Giuseppe Haas-Triverio. Hun bestemming: Sicilië. In Gangi wordt het duo aangesproken door een aantal straatjongens, met de vraag of ze soms dode priesters willen zien. *
Een grote sleutel wordt te voorschijn getoverd en omringd door de joelende jongens dalen Maurits en Giuseppe de trappen af van de crypte van de Madre-kerk. Bijna alle wanden zijn voorzien van lange rijen nissen, met in elk daarvan een mummie. Escher maakt een serie foto’s en direct bij thuiskomst zet hij zijn indrukken om in deze litho.
Bronvermelding
[*] Leven en werk van M.C. Escher, onder redactie van J.L. Locher, Meulenhoff, 1981, blz. 36