Op 23 maart 1908 werd Gottfried Wilhelm Locher geboren, een man wiens naam bij het grote publiek nauwelijks bekend is, maar die wel van enorm belang is geweest voor de nalatenschap van M.C. Escher. Locher had er al een glansrijke carrière in de antropologie op zitten, toen hij een aantal belangrijke bijdragen leverde aan die nalatenschap. Hij gaf lezingen en schreef artikelen waarin hij de rijkdom van Eschers kunst op uitstekende wijze wist te duiden. Hij wees op de sterke contrasten in diens oeuvre. Tussen licht en donker, dag en nacht, plat en ruimtelijk, realiteit en illusie, latent en manifest, veraf en dichtbij, oneindig en eindig, orde en chaos, ratio en emotie en tussen hoofd en hart. Locher zag Escher als dé kunstenaar die een brug wist te slaan tussen kunst en wetenschap. Ook was Locher een van de eerste grote Nederlandse Escherverzamelaars, waarmee hij zijn nek uitstak voor een kunstenaar die tot laat in de jaren vijftig nog nauwelijks op waarde werd geschat.
Voordat hij hoogleraar werd, werkte Locher als antropoloog en conservator. In 1946 werd hij benoemd tot directeur van het Rijksmuseum voor Volkenkunde. Hij kwam in 1953 in aanraking met Escher toen hij met kunstkenners, antropologen en archeologen discussieerde over Nederlandse hedendaagse kunst, en daarbij een boek over grafiek in handen kreeg. Daarin stond een afbeelding van Drie bollen I, een houtgravure van Escher uit 1945. Ook Andere wereld en Ontmoeting stonden in het boek, maar het waren toch vooral de bollen die zo’n grote indruk maakten op Locher. Hij wees de andere deelnemers erop dat het werk van Escher toch wel heel bijzonder was. Dat werd weliswaar beaamd, maar ze waren er toch ook van overtuigd dat Escher te cerebraal was om tot de echte kunst gerekend te worden. Tegen dat beeld en de opvatting dat een kunstenaar niet al te veel van zijn hersens gebruik moest maken, heeft Locher sindsdien onvermoeibaar gestreden.
In 1955 stapt hij over van het Rijksmuseum voor Volkenkunde naar de Universiteit van Leiden om daar aan de slag te gaan als hoogleraar culturele antropologie. Kort daarvoor begon hij werk van Escher te verzamelen, een substituut voor (zoals hij zelf beweerde in zijn bijdrage in De Werelden van M.C. Escher) het verzamelen voor het museum.
Na hun ontmoeting in 1955 schreef Escher in een brief aan zoon Arthur over Locher:
‘Die Locher houdt uit puur enthousiasme lezingen over mijn prenten en vergelijkt ze met zekere aziatische kunstuitingen. Hij is ongetrouwd, niet rijk, beweert hij, maar koopt zo ongeveer alles wat ik maak. Een rare, maar aardige snuiter.’*
Het was een periode waarin het werk van de graficus nog betaalbaar was. Bij Catawiki is in 2015 een handgeschreven factuur van Escher aan Locher geveild, met daarin prijzen voor de litho Predestinatie, de houtgravure Drie Bollen I en de houtsnede Modderplas. Die kostten Locher respectievelijk 50, 40 en 55 gulden. Toen Escher die factuur op 2 juli 1954 schreef, had hij nog geen idee hoeveel meer zijn werk jaren later waard zou worden.
G.W. Locher was niet de enige Locher die belangrijk was voor de nalatenschap van Escher. Zijn neef J.L. (Hans) Locher was als conservator van het Gemeentemuseum ook een fanatiek verzamelaar. Ook was hij mede-organisator van de grote overzichtstentoonstelling in Den Haag in 1968. Het Escher-zaadje werd bij Hans al vroeg geplant: in 1954 zag hij als jongen van 16 met zijn oom Gottfried de tentoonstelling over Escher in het Stedelijk Museum Amsterdam, die ter gelegenheid van het Internationaal Mathematisch Congres werd gehouden. Ook zag hij werk van Escher in een aantal groepstentoonstellingen, waarin ook andere grafici exposeerden. Dit leidde onder andere in 1981 tot zijn bijdrage als hoofdredacteur van Leven en Werk van M.C. Escher, het standaardwerk dat bij uitgeverij Meulenhoff verscheen. Zo heeft ook Hans Locher veel bijgedragen aan de kennis en zichtbaarheid van Escher.
Bronvermelding:
[*] Wim Hazeu, M.C. Escher, Een biografie, Meulenhoff, 1998, blz. 362