In maart 1958 maakt Escher een achthoekige houtsnede met als titel Levensweg I. Pijlstaartroggen zwemmen rond in cirkels die steeds kleiner worden naarmate het hart van de compositie nadert. Het werk past in een serie waarin de graficus met steeds kleiner of juist groter wordende figuren de begrippen eeuwigheid en oneindigheid onderzoekt.
De serie is een uitvloeisel van Eschers bezoeken aan het Alhambra in Granada en de Mezquita in Cordoba. De complexe mozaïeken en zich oneindig herhalende tegelpatronen die daar te zien zijn, zouden hem blijvend inspireren.