Escher maakte in de jaren 20 en 30 van de vorige eeuw vaak lange tochten door Italië ter inspiratie voor zijn werk. Samen met bevriende kunstenaars bezocht hij in de lente en de zomer ongerepte streken en maakte dan schetsen. In de winter daarop werkte hij een selectie daarvan uit tot prenten.
In februari 1931 maakte hij deze litho van Santa Severina. Van dit op een berg gelegen dorpje in Calabrië, in zuidelijk Italië, had hij de lente ervoor schetsen en foto’s gemaakt. Hij was gefascineerd door stadjes en dorpjes die bovenop een heuvel of berg liggen. De tegenstelling tussen hoog en laag, tussen de door mensen bebouwde omgeving en de woeste natuur eromheen, de vergezichten en perspectivische mogelijkheden die het onderwerp biedt. In zijn Italiaanse jaren bleef hij ernaar terug keren. Naar Santa Severina dus, maar denk ook aan de citadel van Calvi, Barbarano, Cerro al Volturno, Castrovalva, Morano, Pentedatillo, Scilla, Tropea, Caltavuturo en Sclafani.
In zijn agenda noteerde hij niet alleen zijn reisschema, maar ook welke gemaakte foto’s relevant waren, per plek. Nauwgezette krasjes in zijn agenda geven aan dat hij zijn notities verwerkt heeft in een fotoalbum. Dat deed hij ook voor Santa Severina. Samen met reisgenoten Giuseppe Haas-Triverio, Roberto Schiess en Jean Roussett reisde hij op 19 mei 1930 van kustplaats Crotone naar het in de heuvels gelegen Santa Severina. Ze bleven er een volle dag en keerden op de 21e weer terug.