De term ‘homo universalis’ is tijdens de Renaissance bedacht door de schrijver, filosoof en musicus Leon Battista Alberti (1404-1472). Leonardo DaVinci wordt veelal gezien als het archetype van deze alleskunner. In zijn geval was dat iemand die het complete wetenschappelijke spectrum beheerste. De Griekse filosoof Aristoteles (384-332 v.Chr.) wordt wel beschouwd als de eerste homo universalis. De term wordt nog wel eens misbruikt, maar Richard Roland Holst (1868-1938) zou je toch wel zo kunnen typeren. In de database van het RKD, het Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, wordt hij beschreven als auteur, beeldhouwer, decorschilder, directeur van academie, etser, glasschilder, hoogleraar, illustrator, lithograaf, meubelontwerper, ontwerper, schilder, tekenaar, vervaardiger van houtsnedes en wandschilder. Een universeel man van de kunsten dus.
Hij had al een grote reputatie toen M.C. Escher in november 1917 contact met hem zocht. Escher stuurde hem een aantal afdrukken van lino’s en een begeleidend briefje:
“Ik ben erg benieuwd naar uw oordeel omdat ik al sinds lange tijd wensch in hout te gaan snijden en niet weet of ik daar ver genoeg voor ben. Ook ben ik in het geheel niet op de hoogte van de techniek in hout, die natuurlijk veel moeilijker is dan die in linoleum. Zoudt u mij misschien een boek kunnen aanraden over de techniek van het houtsnijden?”
Er ontstond een korte briefwisseling waarin Roland-Holst Escher aanmoedigde vooral door te gaan in de grafiek.
Richard ‘Rik’ Roland Holst werd geboren in een vooruitstrevend maar ook zeer welgesteld milieu. Geld was nooit een probleem en hij kon zich vrijelijk ontplooien als kunstenaar en theoreticus. De keuze voor de kunsten maakte hij al vroeg, een keuze die gerespecteerd werd door zijn ouders. Zijn besef dat hij bevoorrecht was, is misschien wel de reden dat hij zijn hele leven heeft geprobeerd zijn kunst maatschappelijke betekenis te geven. Roland Holst identificeerde zich sterk met het lot van de arbeider. Hij was zich bewust van de omstandigheden waarin deze woonde en werkte en zijn kunst zou hij in dienst gaan stellen van zijn sociaal engagement.
In 1896 trouwde Roland Holst met de befaamde socialistische dichteres Henriëtte van der Schalk. Hoewel het volgens haar biografe Elsbeth Etty geen gelukkig huwelijk was en het ook kinderloos bleef, is de invloed van Henriëtte op de ideeën en het werk van Richard groot [* en **]. Samen sloten ze zich in 1897 aan bij de kort daarvoor opgerichte Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). Die streefde naar een socialistische maatschappij waarin de belangrijkste industrieën eigendom zouden zijn van de staat. Het echtpaar werd zeer actief binnen de beweging, al was Henriette fanatieker dan Richard (ze zou persoonlijk bevriend zijn geweest met Lenin en Trotski) en zou zij het ook langer volhouden. Richard was een overtuigd socialist, maar ook een idealist. Hij had moeite met het dagelijkse gedoe en de persoonlijke vetes die opspeelden binnen de partij. Hij ontwierp affiches en hij maakte prenten voor het partijblad, maar hij vond het moeilijk om in zijn kunst zo dicht op de actualiteit te werken. Hij zocht naar een manier om geëngageerde kunst te maken die een groot bereik had en waarin hij toch meer tijd en vrijheid kon steken.
De ideale vorm daarvoor vond hij kort daarop toen hij de opdracht kreeg om muurschilderingen te maken voor twee gebouwen van architect H.P. Berlage: de Koopmansbeurs (nu de Beurs van Berlage) en het hoofdkantoor van de diamantbewerkersbond (al kort na de oplevering kreeg het de bijnaam ‘De Burcht van Berlage’). Deze ANDB was destijds de grootste vakbond van Nederland. Het echtpaar Roland-Holst was bevriend met Berlage en er bestond een duidelijke geestverwantschap tussen hen, waarin ze ook de liefde voor het socialisme deelden. De Beurs en de Burcht zijn klassieke voorbeelden van gemeenschapskunst, waarin meerdere artistieke disciplines een rol spelen in de totstandkoming ervan. In de gebouwen maakte Richard een serie wandschilderingen over het ontstaan, het heden en de toekomst van de arbeidersbeweging. Henriëtte schreef de begeleidende spreuken, die de geestelijke verheffing van de arbeiders symboliseerden. Voor de ANDB maakte Richard ook schilderingen over de invoering van de 8-urige werkdag. Hij kreeg alle vrijheid en alle tijd en mede daardoor behoren deze werken tot de mooiste uit zijn oeuvre. Toen de ANDB-schilderingen kort daarop door vochtwerking aangetast werden, had hij daar dan ook veel verdriet over. Hij gaf toe dat het zijn eigen schuld was, omdat hij een verkeerde techniek had toegepast. In 1920 nam hij de opdracht aan om ze opnieuw te maken, op eternietpanelen ditmaal. Hij kon er zich lang niet toe zetten en toen deze nieuwe versies onthuld in 1937 uiteindelijk onthuld werden, waren ze anders van toon dan zijn eerste serie. Nu stond de bedreiging van de socialistische idealen centraal en niet de glorieuze toekomst. Het ANDB-gebouw is tegenwoordig de locatie van het Vakbondsmuseum. De schilderingen van Roland-Holst zijn er nog steeds te bewonderen.
Naast deze muurschilderingen visualiseerde Roland-Holst zijn idealen in een hele reeks vormen van toegepaste kunst: affiches, toneeldecors, vignetten, kalenders, omslagen, ex-libris, servies/aardewerk, monumentale decoraties en glas-in-loodramen. Zijn werk was te zien op publieke plekken als het Amsterdamse stadhuis en de Domkerk en het hoofdpostkantoor op de Neude in Utrecht.
Roland-Holst was ook theoretisch onderlegd en hij publiceerde een groot aantal kunsttheoretische artikelen en boeken. In 1918 werd hij aangesteld tot buitengewoon hoogleraar kunstgeschiedenis aan de Rijksacademie. Tussen 1926 en 1934 werd hij daar directeur, als opvolger van de aan hem verwante Antoon Derkinderen. In de periode dat de waardering voor zijn artistieke kwaliteiten daalde, steeg die juist voor zijn pedagogische kwaliteiten. Ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag in 1928 verschenen er in diverse kranten portretten van Roland-Holst. Daarin was veel aandacht voor zijn docentschap en de invloed die hij uitoefende op zijn leerlingen. Bij zijn overlijden tien jaar later gebeurde dat opnieuw.
Tijdens zijn jaren aan de Rijksacademie bleef hij de ambachtelijke en ethische aspecten van kunst benadrukken. Hij droeg uit dat kunst een maatschappelijke functie had waarmee grote groepen van de bevolking bereikt konden worden. Dat was niet bepaald in lijn met de moderne ontwikkelingen in de kunst en Roland-Holst begon zich meer en meer terug te trekken uit die wereld. Hij bleef echter actief als kunstenaar, ook na zijn pensionering als directeur. In 1938 voltooide hij zijn laatste werk: meer dan manshoge, marmeren figuren van de wetgevers Mozes, Solon, Justinianus en Napoleon. Deze klus voor de grote zittingszaal van de (inmiddels afgebroken) Hoge Raad in Den Haag was zwaar en wellicht heeft dit hem opgebroken. Kort na zijn zeventigste verjaardag werd hij ziek en in de nacht van 31 december 1938 stierf hij aan een hartstilstand.
Tijdens zijn leven was Roland Holsts invloed in de kunstwereld zeer groot, zeker ook door zijn hoogleraarschap en directeurschap aan de Rijksakademie. Die invloed moet vooral gezocht worden in zijn spilfunctie als sociaal bewogen kunstenaar, inspirator en mentor. Na de Tweede Wereldoorlog raakte zijn monumentale werk echter snel vergeten. Hij is een perfect voorbeeld van een kunstenaar die zich voegt naar de tendensen van zijn tijd. Maar met het uit de mode raken daarvan schuift ook de kunstenaar uit beeld. Zijn grafische werk, met name de affiches, wordt echter nog altijd zeer gewaardeerd.
Het echtpaar Roland-Holst bezat een landgoed bij Achtmaal, de Oude Buisse Heide, waar zij vanaf 1917 hun zomers doorbrachten. Ze kregen daar bezoek van vele collega-kunstenaars, wiens namen zijn vastgelegd in een gastenboek dat het echtpaar bijhield. Hierin staan ook vele persoonlijke aantekeningen, opmerkingen en foto’s. Ze verbleven er in de Angorahoeve en Richard had er ook een eigen atelier. Dat werd in 1919 ontworpen door Margaret Staal-Kropholler, Nederlands eerste vrouwelijke architect. In 1945 schonk Henriette de Oude Buisse Heide aan Natuurmonumenten, maar ze bleef er komen tot aan haar dood in 1952. Over de ontstaansgeschiedenis van het atelier en de restauratie is een film gemaakt.
[*] Marja Pruis, Een verlangen naar rusland, De Groene Amsterdammer, 6 november 1996, Jaargang 120, Nr. 45
[**] Jaap Versteegh, ‘Mejuffrouw’ Duyvis, wel te verstaan, De geheime liefde tussen Richard Roland Holst en Debora G. Duyvis, De Parelduiker, Jaargang 17, 2012