Dat het niet zo goed ging met zijn gezondheid aan het einde van de jaren zestig was voor Escher een gegeven. Hij worstelde er al zijn hele leven mee, maar vooral dat decennium vormde een aaneenschakeling van goede en slechte periodes. In de goede was hij alert en actief, in de slechte kleurde vooral zijn gezondheid zijn leven in. In het voorjaar van 1969 had hij weer een goede periode en hij vulde zijn tijd met een aantal lezingen, het maken van 40 afdrukken van Dag en nacht (al vond hij dat eigenlijk zonde van zijn kostbare tijd) en het bedenken en creëren van een nieuwe prent. *
Vooral dat werken aan iets nieuws maakte hem gelukkig. In een brief aan zoon George schreef hij dat hij ‘wild van opwinding’ was over Ringslangen. In de winter van 1967/1968 had hij zijn Metamorphose II verlengd tot Metamorphose III, maar de laatste nieuwe prent daarvoor stamde uit de herfst van 1966. Hij onderwierp zich dan ook vol overgave aan deze nieuwe stroom van creativiteit, al werd hij ook direct met zijn slechte gezondheid geconfronteerd. Het ontwikkelproces kostte hem veel energie en hij moest het werk vaak stoppen om even bij te komen.
Escher maakte talrijke voorbereidende tekeningen, waaruit blijkt dat hij flink geworsteld en gerekend heeft op het netwerk van ringen dat zowel toeneemt als afneemt in grootte. Hij kocht een boek over slangen om als referentiemateriaal te gebruiken. Het biologische onderwerp van de prent is de ringslang, een keuze die voor hem mooi correleerde met het eindbeeld dat hij wilde creëren. Maar voor de Engelse naam had hij dan wel een probleem, zo constateerde hij in een brief aan verzamelaar Roosevelt: **
The title is “Ringsnakes”, which does not fit biologically.
De engelse naam voor ringslang is ‘grass snake’. Dat gras matcht niet met het eindbeeld, vandaar dat de Engelse naam voor de prent Snakes is geworden.
In Ringslangen wervelen drie slangen door een netwerk van grote en kleine, in elkaar grijpende ringen. Het netwerk van ringen is als totaalvorm ook een ring, en de koppen en lijven van de slangen ontsnappen daaraan op de tijdstippen, 2, 4, 6, 8, 10 en 12 uur. De koppen vormen samen een driehoek met de punt naar beneden, de lijven een driehoek met de punt naar boven. Escher gebruikt drie houtblokken, voor elke kleur één. Door elk blok drie keer rond een centraal punt af te drukken, creëert hij een aaneengesloten cirkel. In totaal drukt hij 12 exemplaren. Omdat de prent in drie kleuren is gedrukt, en hij daarvoor dezelfde blokken gebruikt, moet hij om de 12 afdrukken te realiseren in 108 termijnen drukken om het gewenste resultaat te behalen.
Hij schreef erover aan zijn goede vriend Arthur Loeb: ***
Ondertussen werk ik hard aan een nieuwe kleurenhoutsnede die van 3 planken gedrukt moet worden, die elk een sector van 120° vullen, zodat ik 9 maal om een centrale speld zal moeten draaien teneinde een complete druk te krijgen. Ik verbeeld mij niet dat het een “meesterwerk” zal worden (hoewel wij bij elk werk eigenlijk moeten doen alsof wij dit wel geloven) maar wel ben ik uiterst tevreden over het feit, dat mijn hand nog volstrekt niet bibbert en dat mijn ogen mede dankzij mijn door cirkelvormige TL-buis verlichte loupe (die het hout niet verwarmt!) voldoende goed blijven voor zulk een uiterst nauwkeurig werkje. Ik doe dergelijk werk nu al meer dan 50 jaar lang en ik ken op deze rare, angstwekkende aarde, eigenlijk niets prettigers. Wat wil een mens meer?
Aan Bruno Ernst schreef hij: ****
Het is een maliënkolder met kleine ringen aan de rand en ook in het midden van een cirkel, en daartussen grote ringen. Door de grootste gaten zouden zich slangen moeten kronkelen.
Die was op zijn beurt onder de indruk van het resultaat: *****
Er spreekt geen spoor van vermoeidheid, ziekte of ouderdom uit. Wel is een grotere bescheidenheid ten opzichte van het uitbeelden van het oneindige merkbaar. Bij vroegere prenten gaat Escher fanatiek tot het uiterste: met een loupe snijdt hij nog figuurtjes kleiner dan een halve millimeter. In Ringslangen doet hij geen enkele poging zover te gaan totdat de ringetjes ook visueel in de dichte mist van vele kleine figuurtjes verdwijnen. Zodra de suggestie van het steeds-kleiner-worden gewekt is, houdt hij ermee op.
Ernst voert hier een interessant punt op. Uit de voorstudies blijkt dat de hand van Escher nog prima overweg kon met minieme details. In de houtsnede koos hij er echter voor om niet zover te gaan. Hij had een fase bereikt waarin hij constateerde dat het voldoende was om de oneindigheid te suggereren.
Eschers lichaam werkte niet mee, maar zijn hand was vast en met zijn denkkracht en verbeelding was ook niets mis. Gezien het fanatisme waarmee hij zich op de prent wierp, moet hij geweten of althans vermoed hebben dat dit wel eens zijn laatste zou kunnen zijn. En dat bleek ook zo. Hij smeedt alle thema’s en voorgaande prenten tot een nieuwe vorm en maakt met Ringslangen iets heel bijzonders en unieks. Het is een daverend slotakkoord van een uitzonderlijk oeuvre.
Film
Van Ringslangen is uniek filmmateriaal beschikbaar, waarin Escher werkt aan het ontstaan van de prent. In het fragment waarin hij in een houtblok snijdt, werkt hij aan proefdruk. Bij het afdrukken is wel een van de definitieve blokken te zien.
Podcast
Ringslangen is uitgebreid besproken in de Beeldspieker, de meest toegankelijke podcast van Nederland. Webredacteur Erik Kersten wordt daarin geïnterviewd door de blinde podcastmaker Ferry Molenaar en vertelt over de prent zelf en de voorgeschiedenis.
Highlights
Ringslangen maakt ook onderdeel uit van onze Highlights-audiotour.
Bronvermelding
[*], [***], [****]Wim Hazeu, M.C. Escher, Een biografie, Meulenhoff, 1998, blz. 489
[**], [*****] Wim Hazeu, M.C. Escher, Een biografie, Meulenhoff, 1998, blz. 491