

M.C. Escher heeft in verschillende prenten geëxperimenteerd met het transformeren en convergeren van vormen. Vroege voorbeelden daarvan zijn Ontwikkeling I (1937) en Ontwikkeling II (1939), Dag en nacht (1938), Lucht en water I (1938) en II (1938), Verbum (1942) en Metamorphose I en II (1937 en 1939-1940). In deze prenten veranderen objecten en dieren van de ene herkenbare vorm in een andere (transformeren) of ze vloeien samen in een eindvorm of eindpunt (convergeren). Vaak wist hij deze twee principes te combineren in één prent, bijvoorbeeld in de houtgravure Vlinders uit juni 1950.

M.C. Escher, Vlinders, houtgravure, juni 1950
Dat combineren van transformeren en convergeren deed hij echter ook al in de hierboven genoemde voorbeelden. In Vlinders probeerde Escher de prent karakter mee te geven door de vlinders allemaal van elkaar te laten verschillen. Dit had hij eerder ook al gedaan in de houtsnede Zon en maan (1948), een vlakvulling van vogels die allemaal anders zijn.
Wat opvalt aan Vlinders is dat de beweging van transformatie en convergentie hier begrensd wordt. Aan de prent ligt een spiraalpatroon ten grondslag waarbij de veranderingen zich langs een gekromde lijn voltrekken. De meest logische vorm daarbij is een cirkel of een vierkant, waarbij de spiralen vanuit het centrum naar de rand lopen in alle richtingen. In Vlinders lijkt het alsof hij maar een fragment van de totaalvorm heeft afgebeeld. Het zou interessant zijn om te zien hoe die prent eruit zou zien als de transformatie zich wel in alle richtingen zou voltrekken. Later zou hij deze spiraalvorm perfectioneren in de prenten Levensweg I (1958), II (1958) en III (1966). In deze levenswegprenten staat de groei van oneindig klein naar groot en weer terug naar oneindig klein centraal.*

M.C. Escher, Levensweg I, houtsnede in rood en zwart, gedrukt van twee blokken, maart 1958

M.C. Escher, Levensweg II, houtsnede in grijsgroen en zwart, gedrukt van twee blokken, maart 1958
Het werken met gekromde lijnen heeft Escher uitgebreider onderzocht in Boven en onder (1947) en Trappenhuis (1951). Hierin zijn de perspectieflijnen gebogen en gebruikt hij meerdere verdwijnpunten. In 1956 leidde dit tot zijn meesterwerk Prentententoonstelling waarin zichtlijnen en perspectieven langs een duizelingwekkende spiraal eindigen in een wit vlak.

M.C. Escher, Zon en maan, houtsnede in blauw, rood, geel en zwart, gedrukt van vier blokken, april 1948

M.C. Escher, Trappenhuis, litho, november 1951




Bron
[*] De toverspiegel van M.C. Escher, Bruno Ernst, Taschen, 1978/2015, blz 107
Meer Escher vandaag


Spelen met puzzels
