In juni 1952 maakt Escher de litho Zwaartekracht, die door zijn onderwerp naadloos in de reeks met planetoïden en sterren past die hij tussen 1948 en 1954 maakte. Ze lijken allemaal uit dezelfde science-fictionwereld, waarvan je toch niet vermoedt dat Escher zich hierin thuis voelt, te komen. De eerste houtgravure Sterren uit 1948 lijkt nog eenvoudig, maar Zwaartekracht, Dubbele Planetoïde (1949) en Viervlak-planetoïde (1954) zijn een stuk complexer. Op deze planetoïden kun je je beschavingen voorstellen die enigszins verwant zijn aan de onze. De planetoïde in Zwaartekracht is een kleine sterdodecaëder. Het is een lichaam van twaalf vijfpuntige sterren die elk bezet zijn door een piramide.
Escher was gefascineerd door de sterdodecaëder omdat die vorm zowel eenvoudig als ingewikkeld is. Hij gebruikte ze in meerdere prenten. Hier vormt elke ster een gevangenis voor een monster met lange hals en vier poten. Het lichaam zit vast, maar de lichaamsdelen proberen te ontsnappen. Elke piramide heeft vijf trapeziumvormige openingen waaruit de hals en poten steken. Omdat het er maar vijf zijn, moeten de beesten het zonder staart doen. Om de monsters van elkaar te onderscheiden heeft Escher ze in deze litho met de hand een eigen kleur gegeven. Er zijn twaalf gevangenissen, dus ook twaalf monsters. Twee van elke kleur die recht tegenover gepositioneerd zijn: rood, oranje, geel, paars, groen en blauw. Oorspronkelijk was hij van plan Zwaartekracht met schildpadden te maken *. Dat wetende zou je ook kunnen zeggen dat deze beesten inderdaad schildpadden zijn, maar hun schild is hier vervangen door hun gevangenis.
Bronvermelding
[*] De toverspiegel van M.C. Escher, Bruno Ernst, Taschen, 1978/2015, blz 100