In de zeventiende eeuw werd het mode onder de elite om ‘constkamers’ aan te leggen. Escher had ook zo’n kunstkamer in het klein, maar dan een twintigste-eeuwse. Die kamer bestaat niet meer, maar gelukkig hebben we de foto’s nog.
‘Constkamers’ werden in de zeventiende eeuw tjokvol gezet met een ratjetoe aan schilderijen, beelden, wetenschappelijke instrumenten, naturalia en curiosa. We weten hoe deze kamers eruit zagen, doordat verschillende zeventiende-eeuwse meesters zich specialiseerden in het weergeven van kunstkamers in schilderijen. De eigenaar van de verzameling etaleerde zijn interesses, maar vooral zijn rijkdom, zijn gevoel voor stijl en zijn eruditie door middel van zijn kamer. Verzamelen om indruk te maken. Alleen een echte homo universalis kon tenslotte een goede kunstkamer aanleggen. Een geslaagde collectie was een encyclopedische afspiegeling van de schepping en de scheppingskracht. In de besloten omgeving van de eigen collectie kon de eigenaar zich dan heel even heerser van de wereld wanen, al het beste van het aardse leven was immers binnen handbereik.
De kunstkamer is de voorloper van musea zoals wij die kennen, met één belangrijk verschil: zij waren niet publiek toegankelijk. De verzamelaar liet vaak wel bezoekers toe, maar dan alleen bezoekers binnen zijn of haar netwerk die men wilde imponeren. De leergierige bakker van om de hoek was niet welkom. In de loop der tijd veranderde dit en groeiden verschillende verzamelingen die ontstonden als kunstkamer uit tot publieke collecties en musea.
We zien opvallend veel reproducties van schilderijen van Vlaamse primitieven. Escher was duidelijk een liefhebber van Hans Memling en Jan van Eyck, meerdere reproducties van werken van hen zijn ingelijst. Maar ook Hans Holbein de Jonge, Albrecht Dürer en Rembrandt waren vertegenwoordigd. Daarnaast veel Japanse schilderkunst, een Wajangpop, degelijk houten meubilair en een ratjetoe aan traditionele gemberpotjes en vaasjes. Het licht komt van links en valt bevallig op een goed voorziene secretaire. Dit soort schrijfmeubels doen ons nu akelig krap aan, maar dat houden we op een generatieconflict. Escher schreef er waarschijnlijk met genoegen zijn brieven en gebruikte het om te tekenen.
Vraagt u zich af: wat is de relevantie van al dit gewauwel over een interieur? Ik zit toch niet bij een woonmagazine? Hier is het antwoord: het interieur geeft ons een ongekend inzicht in de jonge Escher. Een interieur is tenslotte een reflectie van wie je bent. En dat blijkt hier ook.
Lees hierover in het vervolg op dit artikel volgende maand.