De prenten van M.C. Escher zijn op verschillende manieren in groepen te verdelen. Je kunt werk bijeenbrengen omdat er kringlopen, spiegelingen of metamorfosen in voorkomen. Maar je kunt ook een verdeling maken op basis van vogels, reptielen, sterren en planeten of vlakvullingen. Escher rekent de houtsnede Relativiteit (1953) tot een serie waarin hij de grenzen tussen twee- en driedimensionaliteit oprekt. Hij probeert in deze kunstwerken verschillende ruimtes in het platte vlak van het papier zo te combineren dat de onmogelijkheid van hun samengaan pas bij een tweede of derde keer kijken opvalt. Hij vindt zo’n prent een onderzoek naar de:
“relativiteit van de functie van het (platte) vlak.”*.
Hij heeft er zichtbaar plezier in ons door deze combinaties te verrassen. Vaak krijgen we in deze werken, door zijn zorgvuldig uitgewerkte composities, het gevoel eerder naar objecten te kijken dan naar platte tekeningen.
De tegenstelling tussen 2D en 3D is hier echter niet het onderwerp. Ik zet Relativiteit liever in de categorie kunstwerken waarin Escher op de een of andere manier een draaiende beweging opneemt. Als je een prent moet draaien om al haar mogelijkheden te zien, ben je tegelijkertijd bezig met verschillende ruimtes te ontdekken. In deze prenten verbindt hij vrijwel ongemerkt ruimtes die in werkelijkheid niet kunnen samengaan.
Het is opvallend hoe vaak Escher de draaiende beweging in zijn prenten toepast. Die draaiingen zijn niet in iedere prent hetzelfde. Wie Relativiteit rustig wilt bekijken, zou er goed aan doen de prent bij wijze van spreken op een draaiend onderstel aan de muur hangen. Als je het werk met de klok mee draait, krijg je weliswaar steeds een ander deel boven, maar de innerlijke logica wordt niet verbroken. Steeds weer lopen mannen de trappen op en af.
Dit is goed te vergelijken met de draaiende beweging die in Andere wereld voorkomt. Om deze prent goed te bekijken, is eigenlijk hetzelfde draaiende onderstel nodig als wat we voor Relativiteit zouden moeten gebruiken. Ook hier brengt Escher heel onopvallend de onmogelijke combinatie van verschillende ruimtes aan. Het is toch niet vreemd dat ieder raam een ander uitzicht biedt? Nee, dat is niet vreemd, maar het wordt wel vreemd als je herkent welke ruimtes hij combineert: een zicht op de maan, langs de maan en in het heelal. Dit kan alleen als die kamer in een draaiende raket zou zitten.
Bij Relativiteit loopt er een man naar beneden, terwijl nog geen meter van hem vandaan iemand op dezelfde trap naar boven loopt! Hoe krijgt Escher dit voor elkaar? Waar zit nu die ongemerkte truc van hem? Het heeft met onze waarneming te maken. Escher maakt heel slim gebruik van de tegenstelling tussen voor- en achtergrond. Hoe dichterbij je komt, hoe beter je herkent waar hij ons te grazen neemt. En hoe groter de omgeving, hoe moeilijker we dit meteen herkennen.
In de afbeelding zien we de verfijning van zijn ingreep. De omgeving is met paaltjes, een leuning en een grote bloempot weggesneden. Nu zien we gemakkelijk dat de man links de trap AF loopt. Kijk je verder, dan zien je dat de man rechts de trap OP loopt. Doordat de man aan de linkerkant zijn rechter voet op de witte tegels zet en zijn linkervoet hier net vanaf haalt, ontstaat het gevoel dat hij daalt. De man aan de rechterkant staat met beide voeten op donkere tegels en houdt met zijn rechterhand de leuning een beetje hoger vast. Bij hem kijk je tegen de witte tegels aan. Die witte vlakken zijn de opstap van de trap waardoor zijn beweging als stijgen voelt. Je neemt deze twee mannen na elkaar waar; je kunt ze niet in één oogopslag combineren, omdat deze waarneming te complex is voor onze hersenen. Daarom deelt je brein automatisch op wat je ziet: eerst de ene en vervolgens de andere man. Zo speelt Escher zijn spel met ons!
Escher gebruikt het draaien op verschillende manieren. In 1943, tien jaar voor Relativiteit, maakte hij de bekende prent Reptielen, waarin ook een verandering van twee- naar driedimensionaal in een kringloop wordt voltrokken en ongedaan gemaakt.
Vijf jaar later maakt Escher de prent Tekenen. Hier zien we twee handen die elkaar tekenen en de lijntjes van de manchetten worden getekend door volkomen illusionistisch weergegeven handen. Ook hier laat hij ons twijfelen aan ons zicht, is het wel waar wat we zien? De langzame overgang van tweedimensionaliteit naar een optische driedimensionale wereld speelt zich vrijwel onopgemerkt af. In je hoofd blijft echter het idee van de elkaar tekenende handen bestaan. Zo houdt je samen met Escher deze kringloop in stand.
Weer vijf jaar later volgt Prentententoonstelling, ook een litho. De basis is een ingewikkeld wiskundig schema dat Escher figuratief wilde uitwerken.
In de prent Prentententoonstelling gebeurt veel. Escher beschrijft dit heel nauwkeurig in het boek Grafiek en Tekeningen**:
“Rechtsonder betreden wij door een poort een tentoonstellingsgalerij met prenten op tafels en aan wanden. Eerst passeren wij een bezoeker met zijn handen op zijn rug en daarna, in de linker benedenhoek, een jonge man die al vier keer zo groot is. Zijn hoofd is in verhouding tot zijn hand al weer uitgedijd. Hij bekijkt de laatste prent van een serie aan de wand en volgt met zijn blik een voor een de details: de boot, het water en de huizen op de achtergrond. Van daar glijdt zijn blik verder van links naar rechts langs steeds grotere huizenblokken. Er kijkt een vrouw door haar geopende venster neer op het schuine dak dat de expositiegalerij afdekt; daarmee waren wij onze rondgang begonnen. De jongen ziet al deze dingen als twee-dimensionale details van de prent die hij bestudeert. Tast zijn blik nog iets verder, dan ziet hij zichzelf als onderdeel van de prent.”
Bij Prentententoonstelling is het spel tussen de dimensies geloofwaardig door de cirkelbeweging die je, net als bij Tekenen, in je hoofd maakt. Escher gebruikte overigens het wiskundige schema van Prentententoonstelling nog eens in 1959 voor een van zijn moeilijkste vlakvullingen.
Over Prentententoonstelling valt nog veel meer te vertellen, bijvoorbeeld waar de prent zich afspeelt, maar dat zal nog wel eens in een apart verhaal worden behandeld. Het is op deze plek wel interessant te vermelden dat het Mathematisch Instituut van de Universiteit Leiden een animatie heeft gemaakt, waarin zowel het schema van de prent wordt uitgelegd, als ook de afbeelding ‘dicht’ wordt gemaakt. Bij de extra informatie helemaal onderaan staat de link.***
Vissen en schubben is bijna abstract door de grote verwevenheid van de verschillende motieven die je natuurlijk als vissen herkent, maar ook als geometrische vormen kunt zien. Je moet dan wel een beetje afstand van het werk nemen en door je oogharen kijken, zodat de details wegvallen. Anders zie je vooral de toverwereld van een aquarium waar een vergrootglas op is geplakt.
De prent Boven en onder (1947) lijkt niet over draaien te gaan, maar zoals ik al eerder beschreef is hier wel degelijk sprake van een doorgaande cirkelbeweging. Je staat als toeschouwer in het middelpunt van de doorlopende band, zoals hieronder in de eenvoudigste vorm wordt getoond. Als je, in gedachte, de band zo ver laat doorgroeien dat die zich sluit, word je als het ware de as van dit wiel en draait de band van boven naar onder om je heen.
Vanaf de Metamorphose II uit 1939-40 duikt deze doorgaande kringloop steeds weer op in de prenten van M.C. Escher.
Citaten komen uit:
* p.73: relativity of the function of a flat” in Escher on Escher – Exploring the infinite; with a contribution by J.W. Vermeulen; translated from Dutch by Karin Ford; Abrams, New York; 1989
** De heruitgave uit 2006 door Taschen GMBH van “M.C.Escher Grafiek en Tekeningen”; ingeleid en toegelicht door de graficus; indertijd uitgegeven door Koninklijke uitgeverij J.J.Tijl NV, Zwolle 1959.