Van 14 november tot 14 december 1950 had Escher een tentoonstelling in de Amsterdamse galerie Le Canard. Hij exposeerde daar samen met zijn collega-graficus Harry van Kruiningen. Op de uitnodigingskaart stond een vignet met duiveltjes afgebeeld, een houtgravure die Escher speciaal voor de tentoonstelling had gemaakt. Hij liet er, zoals ook op de kaart te lezen is, grafiek en een handgeweven wandtapijt zien.
Voor het vignet greep hij terug op een figuurtje waar hij in zijn schetsboeken al mee had geëxperimenteerd. Een nors kijkend mannetje met een enorme neus en een gebogen lichaamshouding. In 1944 maakte hij een regelmatige vlakverdeling met alleen dat mannetje, maar hij maakte ook een vlakvulling waarin hij het mannetje afwisselde met een optimistische variant. Deze vlakverdeling vormde het uitgangspunt voor de optimist en pessimist in zijn litho Ontmoeting. De vlakvulling met alleen maar nors kijkende mannetjes hergebruikte hij voor het vignet en in een nieuwjaarswenskaart twee jaar later. Omdat ze een staart hebben, worden ze ook wel duiveltjes genoemd. Bijzonder aan het vignet is dat één van de vier gestapelde duivels zich aan de norm onttrekt. De onderste drie staan stoïcijns op elkaar, maar de bovenste reikt omhoog en heeft zelfs iets van een glimlach, waardoor hij lijkt aan te willen sluiten bij de positivo uit Ontmoeting.
Na de oorlog opende Hans Roduin op de Spuistraat het boekwinkeltje d’Eendt. Het was een antiquariaat, maar hij verkocht er ook de nieuwste literatuur en tijdschriften als Braak, Reflex en Cobra. Aan de overzijde, op nr. 265, opende hij in 1950 Galerie Le Canard. Behalve galerie was Le Canard ook een levendige sociëteit. In de zeven jaar van haar bestaan bruiste het er van de activiteiten. Er waren voordrachten van dichters, jazzconcerten en uitvoeringen door moderne componisten. De Amsterdamse Filmliga hield er zijn filmvoorstellingen en ook was er ruimte voor mime, een marionettentheater, een goochelaar, lezingen over filosofie en politiek of een gastoptreden van een grootheid als sitarspeler Ravi Shankar.
Maar het was vooral een expositieplatform en ontmoetingsplek voor hedendaagse kunstenaars. Denk aan Cobra-schilders als Constant, Brands, Anton Rooskens en Theo Wolvencamp en tijdgenoten als Lotti van der Gaag en Ger Langeweg. Armando had hier in 1954 zijn eerste solo-expositie. Tijdens Le Canard au soir lazen Vijftigers Campert, Elburg, Andreus, Lucebert en Schierbeek voor. Journalist H.J.A. Hofland was een vaste bezoeker. Als je destijds iets wilde weten over de nieuwste ontwikkelingen in de kunst, dan moest je daar zijn.
En juist hier, al in het begin van het bestaan van de galerie, exposeerde de cerebrale outsider Escher. Wellicht hielp het dat hij het samen deed met Harry van Kruiningen, wiens werk wat moderner werd geacht en meer geaccepteerd werd door fans van moderne kunst. Het was niet de eerste keer dat de grafici samen een tentoonstelling hielden. Een jaar eerder waren ze met collega Wout van Heusden te zien in Museum Boijmans van Beuningen. De drie waren daarna nog meerdere malen samen te zien en gaven ook voordrachten over hun werk. Als viertal exposeerden ze in 1952 met graficus en kunstcriticus J.M. Prange en in 1956 sloot Harry Disberg zich bij hen aan.* Ook in andere combinaties met leden van De Grafische exposeerde Escher meermaals in de jaren 40, 50 en 60.
‘Hij is een eenvoudige Amsterdamse jongen die verwonderlijk knappe en mooie kleurlitho’s maakt. Daarbij heeft hij het, voorzover ik het kan vermoeden, niet breed en ik zou hem graag eens een voordeeltje gunnen. Hij is niet op zijn mondje gevallen (is oa de zeer actieve en bekwame secretaris, van humor geenszins ontbloot, van onze grafische kring) en zou zeker in staat zijn om jullie een avond kostelijk bezig te houden. Zijn werk is weliswaar zeer modern, op het abstracte af, maar dat doet dan behoudende leden van jullie gezelschap niets dan goed.’**
Bronvermelding
Dit artikel is deels gebaseerd op ‘Zelfs de snobs zijn hier laks’, Kunstenaarssociëteit Le Canard van Hans Rooduijn, Tom Rooduijn, De Parelduiker, jaargang 13, 2008/2.[*] Wim Hazeu, M.C. Escher, Een biografie, Meulenhoff, 1998, blz. 320, 370
[**] Wim Hazeu, M.C. Escher, Een biografie, Meulenhoff, 1998, blz. 322.