Deze website gebruikt cookies

Wij maken op deze website gebruik van cookies en vergelijkbare technieken om bezoek te analyseren en om je relevante boodschappen te tonen op social media. Door op 'Alles accepteren' te klikken geef je toestemming voor de plaatsing ervan en het verwerken van op deze wijze verkregen persoonsgegevens, zoals in ons privacy- & cookiestatement wordt vermeld.

Onze privacy- & cookiestatement:

Oog
26 oktober 2019

Oog

Tussen 1946 en 1951 experimenteerde Escher diverse malen met de mezzotint-techniek. Deze boeide hem door de grote nuancering van licht naar donker die erin te bereiken is. Al voor de oorlog maakte hij hiervoor de eerste plannen. Zo schreef hij in oktober 1938 in een brief aan zijn vriend Hein 's-Gravesande:

Het liefst zou ik mij gaan uiten in de 'zwarte kunst'-techniek met haar prachtige fluweelen en diepe grijzen en zwarten - maar waar zou ik die techniek kunnen leeren (wie doet daar nog aan tegenwoordig?) en hoelang zou het duren voor ik mij daarin naar behooren zou kunnen uitdrukken?

Hij was de techniek dus niet machtig en hij vroeg advies aan collega-kunstenaars als Jan Poortenaar en W.G. Hofker hoe hij het aan moest pakken.* Schemering (Rome), uit mei 1946, is zijn eerste mezzotint en Vlakvulling I, uit maart 1951, zijn laatste. Het bleef bij een totaal van 8 mezzotints. De techniek bleek te bewerkelijk en tijdrovend voor de toch best geduldige Escher. De meest opvallende prent van de serie is Oog (1946).

M.C. Escher, Oog (zevende en definitieve staat), mezzotint, oktober 1946

M.C. Escher, Oog (zevende en definitieve staat), mezzotint, oktober 1946

Sinds het ontstaan van deze mezzotint, in de herfst van 1946, is er veel gespeculeerd over de betekenis. Dat komt natuurlijk door het doodshoofd dat is gereflecteerd in de pupil. Escher was altijd geamuseerd als er over 'boodschappen' gesproken werd die in zijn werken verborgen zouden zijn. Betekenissen die er volgens hem niet waren. Dat die speculatie er was, is in dit geval wel logisch. Hij gaf de mezzotint weliswaar een naam waar weinig over te speculeren valt, het doodshoofd roept dat daarentegen des te meer op.

M.C. Escher, studie voor Oog, potlood op papier, september 1946

M.C. Escher, studie voor Oog, potlood op papier, september 1946

Het oog is Eschers eigen oog. Hij tekende het na terwijl hij het bestudeerde via een bolle scheerspiegel, waardoor het flink werd vergroot. In zijn tekening en mezzotint is de reflectie in de pupil echter niet die van hemzelf. In plaats daarvan kijkt de Dood je aan. Kort nadat hij ze maakte, in oktober 1946, schreef Escher in een andere brief aan 's-Gravesande:

Omdat de beschouwer zichzelf steeds weerspiegelt ziet in het oog dat hij bekijkt, heb ik er maar eens een doodskop in laten weerspiegelen. Als variant op de prenten met spiegelende bollen. Omdat wij nu eenmaal allemaal, of wij nu willen of niet, naar de Dood kijken. Of Hij naar ons.

Binnen het oeuvre van Escher past Oog in wat Bruno Ernst, in zijn veelgeprezen standaardwerk De toverspiegel van M.C. Escher, het thema 'De structuur van de ruimte' noemde. Daarbinnen valt het weer in het subthema 'Doordringing van verschillende werelden'. In realiteit kunnen twee werelden nooit tegelijk op dezelfde plaats zijn, maar in kunst op het platte vlak wel. Escher is zijn hele leven geboeid geweest door dit fenomeen en hij heeft er veel mee geëxperimenteerd in zijn werk. Het lukte hem meermaals om twee, soms zelfs drie, werelden zo logisch in elkaar te laten vloeien dat het beeld op de kijker volstrekt logisch over komt. Een belangrijk hulpmiddel hierbij was de bolspiegel. Al in 1920 maakte hij in de St. Bavokerk in Haarlem een tekening waarin de bolspiegeling een prominente rol speelt. In 1921 maakte hij zijn eerste zelfportret in een bolspiegel. Stilleven met bolspiegel (1934), Hand met spiegelende bol (1935), Drie bollen II (1946) en Druppel (Dauwdruppel) (1948) zijn andere voorbeelden. Oog past goed in deze reeks. Net als in Dauwdruppel kent de bolspiegel hier een natuurlijke vorm. In dit geval zijn eigen oogbal.

M.C. Escher, Hand met spiegelende bol (Zelfportret in bolspiegel), litho, januari 1935

M.C. Escher, Hand met spiegelende bol (Zelfportret in bolspiegel), litho, januari 1935

M.C. Escher, De Bol (Zelfportret), houtsnede in het boekje Flor de Pascua, 1921

M.C. Escher, De Bol (Zelfportret), houtsnede in het boekje Flor de Pascua, 1921

M.C. Escher, Druppel (Dauwdruppel), mezzotint, februari 1948

M.C. Escher, Druppel (Dauwdruppel), mezzotint, februari 1948

M.C. Escher, Drie bollen II, litho, april 1946

M.C. Escher, Drie bollen II, litho, april 1946

Beroemd is Eschers uitspraak dat hij toch graag eens wat beter zou leren tekenen. Een nogal aanmatigende opmerking jegens al die krabbelaars die slechts met jaloerse blik kunnen kijken naar de ongelooflijke beheersing die Escher over potlood, snijmes en burijn uitoefende. Niet in de laatste plaats bij de mezzotint en de voorstudie van Oog, waarin hij met een enorm gevoel voor detail zijn eigen oog tot leven brengt op papier.

Een gespiegelde versie van de voorstudie liggend over de mezzotint. Zoek de verschillen.

In de documentaire Het oneindige zoeken is te zien (na 47 min.) hoe Escher werkt aan deze mezzotint. Ook is de reeks van afdrukken te zien waarin de mezzotint steeds lichter wordt naarmate er meer afdrukken van zijn gemaakt. De zevende staat is de definitieve versie, daar was Escher het meest tevreden over.

Bronvermelding

[*] Wim Hazeu, M.C. Escher, Een biografie, Meulenhoff, 1998, blz. 305

Erik Kersten

Erik Kersten

Redacteur

Deel:

Meer Escher vandaag

Het knippermoment van Waterval

Het knippermoment van Waterval

"Het verschrikkelijke knippermoment." Dat is de duiding die oud-conservator Micky Piller, tijdens een uitzending van VPRO-radioprogramma OVT, gaf aan het moment dat een beschouwer Eschers litho Waterval voor de tweede keer bekijkt. Water dat stroomt en van een verhoging naar beneden valt. Die waarneming is bij een eerste keer kijken zo gedaan. Maar bij de tweede keer kijken komt dat moment. Het moment waarop de hersenen eventjes kortsluiting maken en niet kunnen volgen wat er voor de ogen gebeurt. Het water stroomt omhoog. Het water stroomt omhoog? Waterval is hét werk waarmee Escher zijn kijkers het meest direct voor de gek houdt.
Liefde voor schaken

Liefde voor schaken

M.C. Escher hield van schaken. Het strategische bordspel was voor hem een prettige vorm van vermaak. Niet alleen was hij in zijn leven lid van meerdere schaakclubs, ook tijdens zijn vele bootreizen was het voor Escher een fijne manier om de tijd door te komen. In zijn kunst komt de voorliefde voor dit zwart-witte bordspel ook terug.
Vliegende enveloppen

Vliegende enveloppen

Voor commerciële opdrachten koos Escher vrijwel altijd onderwerpen en vormgevingen die hij al eerder geprobeerd had. Zo'n opdracht was een noodzakelijk kwaad, het inspireerde hem zelden. Een echt probleem was dat niet. Opdrachtgevers kozen Escher omdat ze zijn werk kenden en bepaalde aspecten ervan terug wilden zien in de de opdracht. Bij de opdracht die Escher in de zomer van 1956 kreeg lag dat iets anders. In september maakte hij een nieuwjaarskaart voor de PTT waarvan hij het motief kort daarvoor in een van zijn schriften met vlakvullingen had getekend. Het ontwerp met de gevleugelde enveloppen is duidelijk echt bedoeld voor de opdrachtgever. In zijn vlakvullingen gebruikt Escher eigenlijk altijd levende objecten, als vogels, vissen, insecten en andere beestjes. De envelop was wat betreft een anomalie. Maar door ze vleugels te geven, krijgen ze toch iets dierlijks.