“Het verschrikkelijke knippermoment.” Dat is de duiding die oud-conservator Micky Piller, tijdens een uitzending van VPRO-radioprogramma OVT (zie onderaan), gaf aan het moment wanneer een beschouwer Eschers litho Waterval voor de tweede keer bekijkt. Water dat stroomt en van een verhoging naar beneden valt. Die waarneming is bij een eerste keer kijken zo gedaan. Maar bij de tweede keer kijken komt dat moment. Het moment waarop de hersenen eventjes kortsluiting maken en niet kunnen volgen wat er voor de ogen gebeurt. Het water stroomt omhoog. Het water stroomt omhoog? Waterval is hét werk waarmee Escher zijn kijkers het meest direct voor de gek houdt.
Escher heeft een aantal wereldberoemde prenten dat je met een gerust hart iconisch kunt noemen. Denk aan Dag en nacht (1938), Metamorphose II (1939-1940) en Metamorphose III (1967-1968), Reptielen (1943), Tekenen (1948), Relativiteit (1953), Belvédère (1958) en Klimmen en dalen (1960). Maar deze litho uit oktober 1961 is wellicht het meest beroemd van allemaal. Waarschijnlijk omdat juist deze prent direct na die eerste keer kijken heel hard binnenkomt. Bij allerlei soorten mensen, van jong tot oud en van geharde kunstliefhebbers tot de argeloze beschouwer die weinig met kunst heeft.
Zonder slag of stoot ging het maakproces van Waterval overigens niet. Escher heeft veel gepuzzeld op de compositie. Hij kwam op het idee voor de afbeelding via de wiskundige Roger Penrose en diens vader Lionel Penrose. Die toonden in een artikel in The British Journal of Psychology (volume 49, februari 1958) een ‘onmogelijke driebalk’. Een vorm die op papier kan bestaan, maar niet in het echt. De drie rechte hoeken zijn normaal, maar ze zijn op verkeerde en onmogelijke wijze met elkaar verbonden tot een soort driehoek. De vorm was eerder bedacht door de Zweedse graficus Oscar Reutersvärd (1915-2002), al waren de Penroses zich daar niet van bewust.
De driebalk hadden ze op hun beurt bedacht nadat Roger Penrose in 1954 Eschers eenmanstentoonstelling in het Stedelijk Museum had bezocht, die gehouden werd naar aanleiding van het Internationaal Mathematisch Congres dat jaar. Door de Penrose-driehoek te gebruiken als basis voor de watermolen in Waterval sloot Escher de cirkel. Dat had hij in 1960 overigens ook al gedaan door de ‘onmogelijke trap’ van vader en zoon Penrose, ook geïnspireerd door de Eschertentoonstelling, te gebruiken voor zijn litho Klimmen en dalen.
In een brief aan de Amerikaanse verzamelaar Cornelius van Schaak Roosevelt (1915-1991), kleinzoon van de voormalige president Theodore Roosevelt, schetste Escher deze driebalk. In de brief, gedateerd op 30 november 1961, schreef hij:
“Waterval, die helemaal nieuw is, is gebaseerd op een idee van deze twee Penroses. Het is weer een van hun “spannende objecten”, die ik hieronder voor u heb gekopieerd. Gepubliceerd in het British Journal of Psychology, februari 1958. De titel van het artikel: “Impossible objects: a special type of visual illusion” door L.S. Penrose en R. Penrose. Ze noemen mijn naam ook in dit artikel.”*
‘Ik heb ze erop gezet omdat ik ze gewoon zo mooi vind: links drie elkaar doorsnijdende kubussen en rechts drie octaëders.’
Als laatste is er nog een losse tekening van de opvallend begroeiing die Escher bij de gebouwen plaatst. Een groep planten die eerder aan een koraalrif dan aan een tuin doen denken. Het zijn mossen die Escher enorm vergroot heeft. Een tekening die hij al in 1942 maakte en 19 jaar later dus hergebruikt voor deze litho. Samen met de polyhedrons op de torens versterken ze het vervreemdende effect. Maar door de realistische bebouwing bij de molen en het Italiaanse terrassenlandschap op de achtergrond wordt dit effect weer verzwakt. Door die vermenging van mogelijkheid en onmogelijkheid, van realisme en fantasie en van werkelijkheid en onwerkelijkheid, creëert Escher een prent die je nooit meer vergeet.
Een gespiegelde versie van de laatste tekening en het eindresultaat als litho. Vergelijk ze door de slider heen en weer te bewegen.
In deze uitzending van het VPRO-radioprogramma OVT praten oud-conservator Micky Piller, Escher-biograaf Wim Hazeu en kunsthistoricus Gary Schwartz over Waterval. Maar het is ook een aanleiding te praten over zijn positie als kunstenaar, zijn techniek en zijn thema’s.
* Doris Schattschneider, Michele Emmer (redactie): M.C. Escher’s Legacy – A Centennial Celebration, uitgeverij Springer, blz 56-57