Het jaar 1930 werd voor Escher en zijn zonen George en Arthur gekenmerkt door ziektes: hijzelf had veel problemen met zijn darmen en tanden en de zoons kregen longontsteking, oorontsteking en kinkhoest. Daar kwam bij dat hij nauwelijks wat verkocht en geen opdrachten had.*
Castrovalva (1930) en Luchtkasteel (1928) waren in april te zien in het Stedelijk Museum Amsterdam, tijdens een groepstentoonstelling van kunstenaarsvereniging St. Lucas die 50 jaar bestond. Escher was lid, maar zou zijn lidmaatschap enkele maanden later opzeggen. Er was in 1930 maar één solo-expositie van zijn werk. Deze vond plaats in juni in de (inmiddels afgebroken) villa Waldheim van het Baarnsch Lyceum.
Vanuit Steckborn reisde Escher naar Nederland voor afspraken en begin september ook naar Parijs voor een gesprek met G.J. Hoogewerff over zijn Emblemata-serie. Er werd niet alleen gewerkt: er was ruimte voor ontspanning bij de Schiblers in Steckborn, maar het gezin trok er ook zelf op uit. Begin juli reisden ze naar het Zwitserse Weisstannendal, een vallei met weelderige groene weiden, een bruisende rivier die dwars door het centrum loopt en watervallen die aan beide kanten uit de bergen en de kliffen stromen. Eind augustus vierden ze vakantie, samen met de ouders van Maurits en Jetta, in het iets verderop gelegen Ragaz.
Bronvermelding
[*] Wim Hazeu, M.C. Escher, Een biografie, Meulenhoff, 1998, blz. 146
Hazeu heeft per jaar uitgezocht wat M.C. Escher verdiende met de verkoop van zijn prenten. Achterin de biografie staat een tabel. 1930 is het enige jaar waarvan hij de cijfers niet heeft kunnen achterhalen.