Deze website gebruikt cookies

Wij maken op deze website gebruik van cookies en vergelijkbare technieken om bezoek te analyseren en om je relevante boodschappen te tonen op social media. Door op 'Alles accepteren' te klikken geef je toestemming voor de plaatsing ervan en het verwerken van op deze wijze verkregen persoonsgegevens, zoals in ons privacy- & cookiestatement wordt vermeld.

Onze privacy- & cookiestatement:

Da Vinci en Escher
6 oktober 2018

Da Vinci en Escher

Vanaf vandaag is Leonardo da Vinci te zien in het Teylers Museum in Haarlem. Het is het eerste grote overzicht ooit van originele kunstwerken van de Italiaanse Renaissance-kunstenaar Leonardo da Vinci (1452-1519) in Nederland. Het Teylers Museum toont 33 tekeningen van de meester en evenveel werken van tijdgenoten. Da Vinci kon niet alleen prachtig tekenen en schilderen, hij is ook wereldberoemd door zijn uitvindingen van vliegmachines en militair geschut. Hij zag kunst en wetenschap niet als losse 'werelden'. Voor hem hadden ze alles met elkaar te maken. Op dat raakvlak vinden Da Vinci en Escher elkaar. Beiden zijn eerst en vooral uitstekende waarnemers. Ze kijken met een logische, geordende blik naar de wereld en weten die waarnemingen en de gedachten die ze daarbij krijgen ook uitstekend op papier te krijgen. Dat tekenen en noteren deden ze beiden met hun linkerhand. Ook zijn beiden onderdeel van de populaire cultuur geworden door een of enkele werken (denk aan de Mona Lisa en de Vitruviusman en aan Relativiteit en Dag en nacht), waarbij het maar vraag is of mensen weten wie de makers zijn.

M.C. Escher, Sterren, houtgravure, oktober 1948

M.C. Escher, Sterren, houtgravure, oktober 1948

Leonardo da Vinci tekende de illustraties van de regelmatig veelvlakken in het eerste deel van de Divina proportione van Luca Pacioli (1509). Zijn tekeningen zijn waarschijnlijk de eerste illustraties van de (zijden van) veelvlakken waarbij het onderschei

Leonardo da Vinci tekende de illustraties van de regelmatig veelvlakken in het eerste deel van de Divina proportione van Luca Pacioli (1509). Zijn tekeningen zijn waarschijnlijk de eerste illustraties van de (zijden van) veelvlakken waarbij het onderschei

Volgens de Nederlandse wiskundige Rinus Roelofs maakt hij echter een fout in de voorstelling van deze romboëdrische kuboctaëder met puntvormige uitsteeksels: de onderste piramide moet een driehoekig in plaats van vierkant grondvlak hebben. *****

Volgens de Nederlandse wiskundige Rinus Roelofs maakt hij echter een fout in de voorstelling van deze romboëdrische kuboctaëder met puntvormige uitsteeksels: de onderste piramide moet een driehoekig in plaats van vierkant grondvlak hebben. *****

Al sinds de jaren 30 had Escher de geschreven werken van Leonardo da Vinci tot zijn beschikking, maar hij was er nooit echt aan toe gekomen ze goed te lezen. Het oud-Italiaans waarin ze geschreven waren was moeilijk en niet echt geschikt voor de jonge man die hij toen nog was. Twintig jaar later lag dat anders. In een brief aan zoon Arthur van november 1956 schreef Escher dat hij ze weer was gaan herlezen.* Hij realiseerde zich dat hij voor dergelijke boeken tot nu toe:

"te jong en te weinig contemplatief was, want ik heb er vroeger nooit zoveel plezier aan beleefd als ik er nu in vind. Wat had die man omstreeks het jaar 1500 al een goede kijken op allerlei geologische kwesties, bijvoorbeeld op de betekenis en herkomst van fossielen! Zijn zogenaamde filosofische stukjes zijn zo mogelijk, nog onderhoudender. Allegorische verhaaltjes waarin hij allerlei dieren op een kostelijke wijze beschrijft."

Zijn grote voorbeeld bestudeerde en beschreef op nauwgezette wijze het gedrag van vogels. Iets dat hij zelf ook altijd had gedaan.** Escher las alles van Da Vinci wat hij kon vinden, ook alle aantekeningen:

"Als je die leest, is het net of hij naast je zit en of je hem hoort praten. Als eenzame wijze en melancholieke grootheid in het 15e eeuwse Italië. 'La luna densa e grave, come sta, la luna?' Dat is nou bijvoorbeeld zo'n half weemoedige, half gekscherende vraag, die hij zo maar, zonder meer, ergens in zijn opschrijfboekjes zette en die mij uitermate treft. Omdat ik er, misschien terecht, misschien ten onrechte, dezelfde stomme verwondering in meen op te merken, die mij bevangt als ik naar de maan kijk. 'Densa' is, denk ik, het beste te vertalen met compact en 'grave' is meer zwaar dan ernstig."

Maar hij was bepaald niet enthousiast over wat er over Da Vinci was gepubliceerd:

"De kletspartijen over grote figuren als met name over Da Vinci vind ik in de hinderlijk omdat men altijd solt met de zogenaamde bedoelingen van geniën die al zo lang dood zijn. Dat is allemaal volkomen oncontroleerbaar. Ik sta trouwens altijd argwanend tegenover psycho-analytische pogingen omtrent kunstwerken."

Het ging Escher echt om Da Vinci zelf. Al zijn geschriften, maar zeker ook diens aanteken- en schetsboekjes. Daarin hield hij bijvoorbeeld ook zijn financiën bij, een gewoonte die Escher ook had. Zijn agenda's staan er vol mee.***

Maar er waren meer overeenkomsten: Leonardo was ook gefascineerd door spiegels, door wiskundige oplossingen, door het notenschrift, door licht en donker, door astronomie en hemellichamen:

"Om de aard van de planeten te zien, open het dak en breng het beeld van een enkele planeet terug naar de basis van een concave spiegel. Het beeld van de planeet dat door de basis weerspiegelt wordt, zal het oppervlak van een planeet veel groter laten zien."****

Ook Da Vinci's studies van de beweging van water en de vergelijking van de golven op het wateroppervlak met de stralen van de zon fascineerden hem. Leonardo bestudeerde geologie, fossielen en de vijf regelmatig lichamen van Plato (het vier-, zes-, acht-, twaalf- en twintigvlak en hun afgeleiden). Allemaal onderwerpen die Escher ook bezig hielden.*****

Maar ook voor Da Vinci bleef algebra een lastig onderwerp, net als het voor Escher was.****** Desalniettemin wordt de Italiaanse wetenschapper en kunstenaar vaak gezien als de verpersoonlijking van de uomo universale, een man die alle mogelijkheden om zichzelf tot op een hoog niveau te ontplooien heeft verwezenlijkt. Het was een beeld waaraan Escher zich graag spiegelde.

Leonardo da Vinci, de Vitruviusman, ca. 1490

Leonardo da Vinci, de Vitruviusman, ca. 1490

Bronvermelding
1-5: Wim Hazeu, M.C. Escher, Een biografie, Meulenhoff, 1998, blz. 379-380 
Kijk hier voor een toelichting op de 'fout' van Da Vinci en de gecorrigeerde versie van Rinus Roelofs.

Erik Kersten

Erik Kersten

Redacteur

Deel:

Meer Escher vandaag

Huizen in Rome

Huizen in Rome

In oktober 1925 kan het jonge paar Maurits en Jetta eindelijk beginnen met het inrichten van hun eerste eigen woning. Het is de bovenste verdieping van een huis dat nog in aanbouw is, in een nieuwe buurt op de hellingen van de Monteverde. Het huis aan de Via Alessandro Poerio 100 was schitterend gelegen met uitzicht op de vallei van de Tiber in het zuidoostelijke deel van de stad. Aan de andere kant van de rivier lag de Monte Palatino, met beneden de Romeinse wijk Trastevere. Het paar had het huis al eind 1924 gekocht maar eerst moesten ze wachten tot het af was, waarna het veel te vochtig bleek. Ze lieten het de hele zomer drogen en verbleven die maanden in de Albergo del Toro in Ravello; de plek waar ze elkaar hadden leren kennen.
De grote golf van Hokusai

De grote golf van Hokusai

Op 23 september 1957 keerde Escher terug in Amsterdam van een zeereis met het vrachtschip s.s. Luna. Tegen die tijd was Escher al lang verslaafd aan het reizen op vrachtschepen en hij greep elke kans aan om zo'n reis te boeken. Zo dobberde hij in augustus en september 1957 zeven weken lang op de Middelandse Zee terwijl hij genoot van de golven, de rust, het licht en de stilte. Terug in Nederland mijmerde hij nog een tijd door.
Repeterende reptielen

Repeterende reptielen

Hagedissen fascineerden hem al geruime tijd, maar in de zomer en herfst van 1956 was Escher wel erg veel met ze bezig. Die fascinatie kwam niet zozeer voort uit het gedrag of de levenswijze van de beestjes, maar uit de karakteristieke vorm. Die leende zich erg goed voor het maken van vlakvullingen. Wat dat betreft interesseerde een hagedis (of salamander) hem net zoveel of zo weinig als dat vogels en vissen dat deden. Deze drie diergroepen komen verreweg het meeste voor in zijn werk, maar die status hebben ze puur te danken aan hun vorm.