Deze website gebruikt cookies

Wij maken op deze website gebruik van cookies en vergelijkbare technieken om bezoek te analyseren en om je relevante boodschappen te tonen op social media. Door op 'Alles accepteren' te klikken geef je toestemming voor de plaatsing ervan en het verwerken van op deze wijze verkregen persoonsgegevens, zoals in ons privacy- & cookiestatement wordt vermeld.

Onze privacy- & cookiestatement:

Galerie Le Canard
10 november 2018

Galerie Le Canard

Van 14 november tot 14 december 1950 had Escher een tentoonstelling in de Amsterdamse galerie Le Canard. Hij exposeerde daar samen met zijn collega-graficus Harry van Kruiningen. Op de uitnodigingskaart stond een vignet met duiveltjes afgebeeld, een houtgravure die Escher speciaal voor de tentoonstelling had gemaakt. Hij liet er, zoals ook op de kaart te lezen is, grafiek en een handgeweven wandtapijt zien.

M.C. Escher, Duiveltjes vignet (Uitnodigingskaart Galerie Le Canard), houtgravure, 1950

M.C. Escher, Duiveltjes vignet (Uitnodigingskaart Galerie Le Canard), houtgravure, 1950

Voor het vignet greep hij terug op een figuurtje waar hij in zijn schetsboeken al mee had geëxperimenteerd. Een nors kijkend mannetje met een enorme neus en een gebogen lichaamshouding. In 1944 maakte hij een regelmatige vlakverdeling met alleen dat mannetje, maar hij maakte ook een vlakvulling waarin hij het mannetje afwisselde met een optimistische variant. Deze vlakverdeling vormde het uitgangspunt voor de optimist en pessimist in zijn litho Ontmoeting. De vlakvulling met alleen maar nors kijkende mannetjes hergebruikte hij voor het vignet en in een nieuwjaarswenskaart twee jaar later. Omdat ze een staart hebben, worden ze ook wel duiveltjes genoemd. Bijzonder aan het vignet is dat één van de vier gestapelde duivels zich aan de norm onttrekt. De onderste drie staan stoïcijns op elkaar, maar de bovenste reikt omhoog en heeft zelfs iets van een glimlach, waardoor hij lijkt aan te willen sluiten bij de positivo uit Ontmoeting.

M.C. Escher, Vuur (nieuwjaarswens 1955), houtsnede in geel en oranje gedrukt van twee blokken, met boekdruk in grijs, oktober 1952

M.C. Escher, Vuur (nieuwjaarswens 1955), houtsnede in geel en oranje gedrukt van twee blokken, met boekdruk in grijs, oktober 1952

Regelmatige vlakverdeling nr. 63 (Pessimist-Optimist), Oost-indische inkt, kleurpotlood en waterverf op papier, januari 1944

Regelmatige vlakverdeling nr. 63 (Pessimist-Optimist), Oost-indische inkt, kleurpotlood en waterverf op papier, januari 1944

Dat M.C. Escher exposeerde in Le Canard was best bijzonder. Hij stond bekend als een serieuze, geïsoleerde en ingetogen graficus die weinig op had met moderne kunstbewegingen als Reflex en Cobra die na het einde van de Tweede Wereldoorlog op kwamen. En juist Le Canard was een plek waar deze flamboyante kunstenaars elkaar ontmoetten. Deze legendarische galerie zou gedurende zijn kortstondige bestaan (1950-1957) uitgroeien tot het hoofdkwartier van de Nederlandse avant-garde.

Na de oorlog opende Hans Roduin op de Spuistraat het boekwinkeltje d'Eendt. Het was een antiquariaat, maar hij verkocht er ook de nieuwste literatuur en tijdschriften als Braak, Reflex en Cobra. Aan de overzijde, op nr. 265, opende hij in 1950 Galerie Le Canard. Behalve galerie was Le Canard ook een levendige sociëteit. In de zeven jaar van haar bestaan bruiste het er van de activiteiten. Er waren voordrachten van dichters, jazzconcerten en uitvoeringen door moderne componisten. De Amsterdamse Filmliga hield er zijn filmvoorstellingen en ook was er ruimte voor mime, een marionettentheater, een goochelaar, lezingen over filosofie en politiek of een gastoptreden van een grootheid als sitarspeler Ravi Shankar.

Maar het was vooral een expositieplatform en ontmoetingsplek voor hedendaagse kunstenaars. Denk aan Cobra-schilders als Constant, Brands, Anton Rooskens en Theo Wolvencamp en tijdgenoten als Lotti van der Gaag en Ger Langeweg. Armando had hier in 1954 zijn eerste solo-expositie. Tijdens Le Canard au soir lazen Vijftigers Campert, Elburg, Andreus, Lucebert en Schierbeek voor. Journalist H.J.A. Hofland was een vaste bezoeker. Als je destijds iets wilde weten over de nieuwste ontwikkelingen in de kunst, dan moest je daar zijn.

Affiche voor de tentoonstelling 'Le Canard. Amsterdams hoofdkwartier van de avant-garde, 1950-1957', uit 1988.
Het affiche bevat het logo van Le Canard, vervaardigd door de kunstenaar Perdok, pseudoniem van Henk Schellevis. Het affiche-ontwerp is van Ger

Affiche voor de tentoonstelling 'Le Canard. Amsterdams hoofdkwartier van de avant-garde, 1950-1957', uit 1988. Het affiche bevat het logo van Le Canard, vervaardigd door de kunstenaar Perdok, pseudoniem van Henk Schellevis. Het affiche-ontwerp is van Ger

En juist hier, al in het begin van het bestaan van de galerie, exposeerde de cerebrale outsider Escher. Wellicht hielp het dat hij het samen deed met Harry van Kruiningen, wiens werk wat moderner werd geacht en meer geaccepteerd werd door fans van moderne kunst. Het was niet de eerste keer dat de grafici samen een tentoonstelling hielden. Een jaar eerder waren ze met collega Wout van Heusden te zien in Museum Boijmans van Beuningen. De drie waren daarna nog meerdere malen samen te zien en gaven ook voordrachten over hun werk. Als viertal exposeerden ze in 1952 met graficus en kunstcriticus J.M. Prange en in 1956 sloot Harry Disberg zich bij hen aan.* Ook in andere combinaties met leden van De Grafische exposeerde Escher meermaals in de jaren 40, 50 en 60.

Het verslag in het Parool van 25 november 1950 waarin vooral kritisch gekeken wordt naar de 'decoratieve kunst' van de twee exposanten.

Het verslag in het Parool van 25 november 1950 waarin vooral kritisch gekeken wordt naar de 'decoratieve kunst' van de twee exposanten.

Harry van Kruiningen in 1970

Harry van Kruiningen in 1970

In een brief aan zijn vriend Bas Kist van 16 oktober 1949 schreef Escher over Harry van Kruiningen:

'Hij is een eenvoudige Amsterdamse jongen die verwonderlijk knappe en mooie kleurlitho's maakt. Daarbij heeft hij het, voorzover ik het kan vermoeden, niet breed en ik zou hem graag eens een voordeeltje gunnen. Hij is niet op zijn mondje gevallen (is oa de zeer actieve en bekwame secretaris, van humor geenszins ontbloot, van onze grafische kring) en zou zeker in staat zijn om jullie een avond kostelijk bezig te houden. Zijn werk is weliswaar zeer modern, op het abstracte af, maar dat doet dan behoudende leden van jullie gezelschap niets dan goed.'**

Bronvermelding

Dit artikel is deels gebaseerd op ‘Zelfs de snobs zijn hier laks’, Kunstenaarssociëteit Le Canard van Hans Rooduijn, Tom Rooduijn, De Parelduiker, jaargang 13, 2008/2.

[*] Wim Hazeu, M.C. Escher, Een biografie, Meulenhoff, 1998, blz. 320, 370

[**] Wim Hazeu, M.C. Escher, Een biografie, Meulenhoff, 1998, blz. 322.

Erik Kersten

Erik Kersten

Redacteur

Deel:

Meer Escher vandaag

Diepte

Diepte

Vorige week schreef ik al dat de kunstkritiek Escher jarenlang niet bepaald positief bejegend heeft. Maar uiteindelijk was hij zelf nog altijd zijn grootste criticus. Er zijn zeker uitzonderingen maar vaak was hij ontevreden over zijn laatste creatie. Dat varieerde van 'het was toch net niet goed genoeg' en 'er had net wat meer ingezeten' tot 'dit is echt een totale mislukking.' Eind oktober 1955 was het weer zover.
Escher versus de kunstkritiek

Escher versus de kunstkritiek

M.C. Escher mag tegenwoordig dan wel erg populair zijn bij zowel het grote publiek als bij de kunstkritiek, dat was zeker niet altijd zo. Door veel kunstliefhebbers en critici is hij zelfs jarenlang genegeerd. Zijn werk werd weggezet als decoratie en was hoogstens technisch goed gemaakt. Inhoudelijk had hij niets te melden. Die mening is al terug te vinden in de vroegste kritieken uit de jaren twintig en hij bleef terugkeren in de decennia die volgden.
Wandmozaïek in het Alhambra

Wandmozaïek in het Alhambra

Op 20 oktober 1922 maakt Escher een tekening die met terugwerkende kracht een grote invloed op zijn leven zou hebben. Hij maakte die herfst zijn eerste zeereis per vrachtschip, van Amsterdam naar de Spaanse havenstad Málaga. Ook legde het schip aan in Alicante en Taragona waarna Escher per trein doorreisde naar Barcelona, Madrid, Avila en Toledo. In elke stad bleef hij een aantal dagen om de omgeving goed in zich op te kunnen nemen. Op 17 oktober kwam hij, na een ellenlange en zeer traag verlopende treinreis vanaf Toledo, aan in Granada. Daar bezocht hij het prachtige Alhambra.