Deze website gebruikt cookies

Wij maken op deze website gebruik van cookies en vergelijkbare technieken om bezoek te analyseren en om je relevante boodschappen te tonen op social media. Door op 'Alles accepteren' te klikken geef je toestemming voor de plaatsing ervan en het verwerken van op deze wijze verkregen persoonsgegevens, zoals in ons privacy- & cookiestatement wordt vermeld.

Onze privacy- & cookiestatement:

Gespiegelde illusies
25 juni 2022

Gespiegelde illusies

Over het algemeen geven spiegels een reflectie van de werkelijkheid, maar in de kunstwereld gelden andere wetten. Zeker in de wereld van Maurits Cornelis Escher. Daarin is niets wat het lijkt. Zijn prenten zijn direct herkenbaar, maar de man erachter was iemand die zich niet zo makkelijk liet kennen. Hij kijkt je aan in spiegelprenten als Hand met spiegelende bol of Drie bollen II. Vertrouwd, empathisch. Maar ook beheerst en wellicht zelfs wat spottend.

In zijn prenten schiep hij een wereld vol spiegelingen waarin hij zichzelf en zijn thema’s steeds tegenkwam en ook zijn objecten elkaar ontmoeten. Het was voor hem een heel belangrijk thema en deze spiegelingen komen op allerlei manieren terug. Soms heel direct, door gebruik te maken van een spiegel en omdat een prent nu eenmaal altijd een gespiegelde versie van het houtblok of de lithosteen is. Soms indirect, door de herhaling en reflectie die bij spiegels horen toe te passen. In zijn prenten zijn vaak vlakvullingen te zien met zich herhalende patronen, maar ook gespiegelde helften die over elkaar heen gelegd worden. Of bijna: de ene helft kan ook subtiel verschillen van de andere. Escher zag de wereld als een plek waarin orde en chaos om aandacht vechten en waarin de chaos het vaak wint. Orde scheppen in de chaos was voor hem een belangrijke drijfveer en spiegelingen waren daarbij een belangrijk en bruikbaar hulpmiddel.

M.C. Escher, Drie bollen II, litho, april 1946

M.C. Escher, Drie bollen II, litho, april 1946

M.C. Escher, Stilleven met bolspiegel, litho, november 1934

M.C. Escher, Stilleven met bolspiegel, litho, november 1934

Albrecht Dürer, zelfportret, zilverstift tekening, 1484. Collectie Albertina, Wenen

Albrecht Dürer, zelfportret, zilverstift tekening, 1484. Collectie Albertina, Wenen

Jan van Eyck, Portret van Giovanni Arnolfini en zijn vrouw, olieverf op eikenhouten paneel, 1434. Collectie National Gallery, Londen

Jan van Eyck, Portret van Giovanni Arnolfini en zijn vrouw, olieverf op eikenhouten paneel, 1434. Collectie National Gallery, Londen

Van Escher wordt wel gezegd dat hij een eenmans-kunstbeweging was. Hij paste niet in gangbare kunststromingen en er waren vrijwel geen kunstenaars die zich met dezelfde thematiek bezighielden, maar in zijn fascinatie voor spiegels stond hij bepaald niet alleen. Al sinds de mens zichzelf en zijn wereld gereflecteerd zag in een glanzend oppervlak is hij door dat beeld gefascineerd. Aan het einde van de Middeleeuwen, met de opkomst van de zelfstandige ambachtelijke kunstenaar, raakte ook het gebruik van spiegels in zwang. Het zelfportret kwam op als een manier om jezelf als kunstenaar te profileren. Een spiegel was daarvoor heel handig. Die spiegel zelf werd echter zelden getoond. De kunstenaar kijkt de beschouwer veelal direct aan. Albrecht Dürer refereerde in een zelfportret uit 1484 aan de spiegel door op de tekening te schrijven dat hij het had gemaakt met hulp van een spiegel. Als een kunstenaar de spiegel wel laat zien dan roept het beeld diepere vragen op over het werk en wat het betekent om naar iemands omgekeerde afbeelding te kijken. Een geschilderde reflectie herinnert ons aan het kunstenaarschap van de schilder, zijn blik op de wereld en zijn macht om vorm te geven aan wat we zien. De Oostenrijkse schilder Johannes Gump toonde zichzelf terwijl hij werkt aan een zelfportret met behulp van een spiegel. Een driedubbel zelfportret dus. De Amerikaanse schilder en illustrator Norman Rockwell deed ruim 300 jaar later hetzelfde. Zelfportretten van Dürer, Rembrandt, Van Gogh en Picasso vergezellen hem, om de lange geschiedenis van de kunstvorm te illustreren.

Johannes Gumpp, Zelfportret, olieverf op doek, 1646. Collectie Kunsthandel Peter Mühlbauer, Schloss Schönburg, Pöcking

Johannes Gumpp, Zelfportret, olieverf op doek, 1646. Collectie Kunsthandel Peter Mühlbauer, Schloss Schönburg, Pöcking

Norman Rockwell, Triple Self-Portrait, 1960. Collectie The Norman Rockwell Museum, Stockbridge, Massachusetts

Norman Rockwell, Triple Self-Portrait, 1960. Collectie The Norman Rockwell Museum, Stockbridge, Massachusetts

Parmigianino, Zelfportret in een convexe spiegel, olieverf op paneel, 1524. Collectie Kunsthistorisches Museum, Wenen

Parmigianino, Zelfportret in een convexe spiegel, olieverf op paneel, 1524. Collectie Kunsthistorisches Museum, Wenen

Clara Peeters, Gedekte tafel, olieverf op paneel, 1611. Collectie Museo del Prado, Madrid

Clara Peeters, Gedekte tafel, olieverf op paneel, 1611. Collectie Museo del Prado, Madrid

Krachtige voorbeelden van die vroege werken waarin spiegels een belangrijke rol spelen, zijn Portret van Giovanni Arnolfini en zijn vrouw (1434) door Jan van Eyck en Zelfportret in een convexe spiegel (1524) van Parmigianino. Bij Van Eyck vormt de spiegel een subtiel maar wezenlijk onderdeel van de voorstelling. Bij Parmigianino is het werk zelf eigenlijk een spiegel. De Vlaamse kunstenares Clara Peeters maakte vooral stillevens, maar ze gebruikte de spiegelende gekromde oppervlakken van doppen, deksels en bokalen vaak om een miniatuur zelfportret te laten zien. Kenmerkend voor deze drie voorbeelden is dat de spiegel convex is; de reflectie wordt aan de randen vervormd. De kunstenaar benadrukt daarmee dat het spiegelbeeld iets anders is dan het onderwerp dat gereflecteerd wordt. Het wordt een metafoor voor een andere wereld. Het was een manier van kijken die ook Escher mateloos fascineerde. Hij heeft meerdere zelfportretten met deze bolvormige spiegels gemaakt.

Caravaggio, Narcissus, olieverf op doek, 1597-1599. Collectie Galleria Nazionale d'Arte Antica, Rome

Caravaggio, Narcissus, olieverf op doek, 1597-1599. Collectie Galleria Nazionale d'Arte Antica, Rome

Diego Velázquez, Las Meninas, olieverf op doek, 1656. Collectie Museo del Prado, Madrid

Diego Velázquez, Las Meninas, olieverf op doek, 1656. Collectie Museo del Prado, Madrid

M.C. Escher, Stilleven met spiegel, litho, maart 1934

M.C. Escher, Stilleven met spiegel, litho, maart 1934

De betekenis van spiegels in kunst wordt gekenmerkt door ambiguïteit. Laat die weerkaatsing de waarheid zien of een illusie? Toont het datgene dat normaliter juist verborgen is? Nodigt het spiegelbeeld uit tot zelfreflectie of is het een teken van oppervlakkigheid? Denk bijvoorbeeld aan Narcissus die zichzelf zag in het wateroppervlak en zich niet van dat beeld los kon maken. Een kunstenaar kan spelen met die dubbele betekenis door bijvoorbeeld te suggereren dat de reflectie de waarheid laat zien, waarmee hij de kijker een interpretatie op kan dringen. In de spiegel kan een personage te zien zijn dat de kijker anders niet zou zien. In Stilleven met bolspiegel van Escher zijn de krant, het boek en de simurgh (het Perzische fabeldier dat vaker opduikt in zijn prenten) tweemaal te zien, maar daarnaast toont de spiegel ook Escher zelf en de rest van zijn werkkamer. De weerkaatsing laat dus het verborgene zien. In Las Meninas (1656-1657) toont Diego Vélazquez de Spaanse koning en koningin alleen in de spiegel. Hun dochter en haar hofhouding staan centraal. De kunstenaar staat ook zelf prominent in beeld en hij kijkt de toeschouwer recht aan. Hij lijkt het koninklijk paar te schilderen, maar zeker is dat niet. Zijn doek is alleen van achteren te zien. Velazquez speelt met de relatie tussen de schilder en de toeschouwer, tussen werkelijkheid en illusie. Escher deed iets veel eenvoudigers, maar tegelijkertijd ingrijpender in Stilleven met spiegel. Het beeld is zo ‘gewoon’ dat de reflectie in de spiegel wel de waarheid zal vertellen, maar dat is dus niet zo. Door die ambiguïteit krijgt een werk waarin een spiegel een centrale rol speelt al snel een symbolische lading. De reflectie suggereert een diepere waarheid, een interpretatie die zich overigens vooral in het hoofd van de kijker afspeelt.

René Magritte, La reproduction interdite, olieverf op doek, 1937. Collectie Museum Boijmans Van Beuningen

René Magritte, La reproduction interdite, olieverf op doek, 1937. Collectie Museum Boijmans Van Beuningen

Paul Delvaux, Le miroir, olieverf op doek, 1936. Privécollectie

Paul Delvaux, Le miroir, olieverf op doek, 1936. Privécollectie

De Belgische surrealisten Paul Delvaux en René Magritte gebruikten spiegels om hun eigen thema’s te verduidelijken. Zo is het spiegelbeeld in Magrittes La réproduction interdite helemaal niet gespiegeld. De titel kan worden gelezen als "afbeelden verboden", maar ook als "afbeelden onmogelijk". Bij Le Miroir van Delvaux fungeert de spiegel als een allegorie: het spiegelbeeld geeft commentaar op de figuur die ervoor zit. De reflectie toont een verborgen wereld, net zoals in Eschers Stilleven met spiegel. Deze kunstenaars gebruiken hun beelden om te illustreren dat een schilderij of een prent juist geen weergave van de werkelijkheid is, een onderwerp dat ook typerend voor Escher is.

Charles Allan Gilbert, All Is Vanity, 1892. Charles Allan Gilbert, Public domain, via Wikimedia Commons

Charles Allan Gilbert, All Is Vanity, 1892. Charles Allan Gilbert, Public domain, via Wikimedia Commons

'Vanitas' is een kunstthema dat ook sterk verweven is met spiegels. Een vanitas-beeld gaat over de vergankelijkheid van het leven en de zekerheid van de dood. Vaak wordt daarvoor een schedel gebruikt, ook wel in combinatie met een spiegel. Een vrouw die naar zichzelf kijkt in een spiegel, vergezeld van haar aardse bezittingen of door 'de dood', is ook een veelgebruikte manier om dit te visualiseren. Samen geven ze commentaar op jong en oud, op leven en dood, en op de onontkoombaarheid van de tijd.

M.C. Escher, Oog (zevende en definitieve staat), mezzotint, oktober 1946

M.C. Escher, Oog (zevende en definitieve staat), mezzotint, oktober 1946

Jelle Korevaar, ..., 2017

Jelle Korevaar, ..., 2017

Ook Escher speelde met het vanitas-thema. In zijn prent Oog zie je in de pupil van een oog een doodshoofd gereflecteerd. Zijn oog staart je aan en in het centrum staat het symbool van de vergankelijkheid van het leven. Voor Escher had Vanitas echter niet meer de lading die het voor Middeleeuwse- en Renaissancekunstenaars had. Met een kleine ingreep geeft hij de kijker een zetje om na te denken over thema’s als dood, eeuwigheid, introspectie en reflectie. De hedendaagse kunstenaar Jelle Korevaar doet met zijn werk … (Puntjepuntjepuntje) iets vergelijkbaars. Korevaar maakte een installatie waarin een schedel centraal staat. Een schedel die door een ingenieuze constructie eindeloos dikke olietranen huilt. De werken fungeren als spiegels waarin de kijker zijn eigen sterfelijkheid gereflecteerd ziet. Wat betekent het om mens te zijn, is er sprake van een ziel en wanneer eindigt een mensenleven? Bij Korevaar komen daar nog associaties bij over de menselijkheid van robots, onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen, de mens als schepper en autonomie versus heteronomie. Neem je je lot in eigen hand of leg je het in dat van een ander? Zowel bij Korevaar als bij Escher is kunst een spiegel van de ziel.

Spiegeling en symmetrie spelen dus een grote rol in het oeuvre van Escher, maar hij gebruikt die principes ook met afwijkingen. De linkerhelft lijkt dan op de rechterhelft, maar wijkt op subtiele en soms ook duidelijke onderdelen af. Hieronder staan een aantal voorbeelden. Vergelijk de prent met een gespiegelde versie daarvan door de schuif heen en weer te bewegen.

Cookies toestaan

U moet uw cookievoorkeuren wijzigen om de volgende content te bekijken.

Erik Kersten

Erik Kersten

Redacteur

Deel:

Meer Escher vandaag

Staat van verwarring

Staat van verwarring

Verwarring zaaien. Dat was wat God voor ogen had, toen hij de mensen die een toren tot in de hemel aan het bouwen waren allemaal andere talen liet spreken. Binnen de kortste keren was het een chaos en de bouw werd dan ook direct gestaakt. Want als je niet meer met elkaar kunt praten, hoe moet je dan samen op zulke hoogte verder bouwen?
Ringslangen

Ringslangen

Dat het niet zo goed ging met zijn gezondheid aan het einde van de jaren zestig was voor Escher een gegeven. Hij worstelde er al zijn hele leven mee, maar vooral dat decennium vormde een aaneenschakeling van goede en slechte periodes. In de goede was hij alert en actief, in de slechte kleurde vooral zijn gezondheid zijn leven in. In het voorjaar van 1969 had hij weer een goede periode en hij vulde zijn tijd met een aantal lezingen, het maken van 40 afdrukken van Dag en nacht (al vond hij dat eigenlijk zonde van zijn kostbare tijd) en het bedenken en creëren van een nieuwe prent. Vooral dat werken aan iets nieuws maakte hem gelukkig. In een brief aan zoon George schreef hij dat hij ‘wild van opwinding’ was over Ringslangen. In de winter van 1967/1968 had hij zijn Metamorphose II verlengd tot Metamorphose III, maar de laatste nieuwe prent daarvoor stamde uit de herfst van 1966. Hij onderwierp zich dan ook vol overgave aan deze nieuwe stroom van creativiteit, al werd hij ook direct met zijn slechte gezondheid geconfronteerd. Het ontwikkelproces kostte hem veel energie en hij moest het werk vaak stoppen om even bij te komen.
Platwormen

Platwormen

In december 1958 en januari 1959 werkte Escher aan een nieuwe prent die hij wilde tonen op een tentoonstelling in museum Boymans (nu: Museum Boijmans Van Beuningen) in februari. Onder de naam Vier Grafici exposeerde hij samen met Harry van Kruiningen, Wout van Heusden en Harry Disberg. Een gezelschap waarin hij al eerder had verkeerd. Hij schreef over de prent in een brief aan zijn zoon George en diens vrouw Corrie:
"Na een weekje van nameloze dispiratie, ben ik weer aan ‘t graven in de domeinen der tetra- en octaëdrische ruimte: spelonken en holen, wonderlijke pilaren, afgronden en vergezichten, alles rigoureuselijk vier- en achtvlakkig. Het is mijn plan om er nu eindelijk de schele platworm, waarvoor ik een zwak heb, in te laten rondzwemmen."