

Terwijl Europa aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog stond, begon Escher in oktober 1939 aan zijn grote 'Metamorphose II' (19,5 x 400 cm). Hij werkte er bijna zes maanden onafgebroken aan. In die maanden schreef hij meerdere brieven aan zijn vriend Hein 's-Gravezande* waarin zijn obsessie met de houtsnede duidelijk naar voren kwam. Zo schreef hij gedetailleerd over zijn bedoelingen en werkwijze en hij associeerde vrijelijk over de mogelijke betekenis van de kleuren, de vissen, de bijen, de vogels en de (saraceense?) toren.

M.C. Escher, Metamorphose II, houtsnede in zwart, groen en bruin, gedrukt van twintig blokken op drie aan elkaar gemonteerde vellen, nov 1939 - maart 1940






Maar hij had er nog een andere prikkelende gedachte over:
"Ik zou het liefst mijn metamorphose en associatie-manie in een teekenfilm willen uiten. Geloof ook zeker dat de teekenfilm voor de toekomst een kunstuiting van groote waarde zal worden, waarin belangrijker gedachten te vertoonen zouden wezen dan Sneeuwwitje of Micky (voor die producten heb ik echter volstrekt geen minachting, integendeel: heb bewondering voor Disney's talent!). Dikwijls droom ik echter van de film die IK zou willen maken. "
Het is een prikkelende gedachte dat er ooit een animatiefilm had kunnen verschijnen van Eschers hand. Zijn eigen hand. Inmiddels zijn er talloze verschenen, van professionele films tot liefdevol gemaakte amateurproducties. Een animatiefilm waarin Escher zijn eigen thema's tegen het licht hield en beweging gebruikt terwijl de suggestie van eeuwigheid en oneindigheid overeind blijft. We zullen nooit weten hoe deze droom van de graficus eruit zal zien.
Op 2 maart 1940 bracht hij 's-Gravezande het goede nieuws maar hij uitte ook direct zijn twijfels over de commerciële kansen van de prent:
"Metamorphose gereed. Het spreekt vanzelf dat ik in de lucht zou springen van plezier als het mocht gelukken er een uitgever voor te vinden. Dat neemt niet weg dat ik er van mij zelf overtuigd ben dat het niet zal lukken: het is ondenkbaar dat er ooit een aantal belangstellenden te vinden zou zijn, groot genoeg om een uitgave te motiveren."
Hij kreeg gelijk. De uitgeverijen Van Dishoeck en Boucher gaven hem te kennen dat ze in de publicatie van Metamorphose geen brood zagen. Op 17 maart 1940 gaf Escher nogmaals een toelichting op zijn werkwijze:
"Om materiaal te besparen (om de kosten te reduceeren) besneed ik de blokken bijna allemaal aan twee zijden; daarbij zijn ze van perenhout van 5 mm; door het aan weerszijden te bewerken zien ze eruit als ajour-arbeid: er zijn groote gaten in gekomen! Het betrof hier een experiment: het langste en langdurigste experiment dat ik ooit heb ondernomen."
Bronvermelding
[*] Wim Hazeu, M.C. Escher, Een biografie, Meulenhoff, 1998, blz. 264-265
Meer Escher vandaag

Zelfportret, 1919

Kleiner en kleiner
"Het oppervlak van elk reptielvormig element van dit patroon wordt systematisch en continu gehalveerd in de richting van het centrum, waar theoretisch zowel het mateloos kleine formaat als het oneindig grote aantal wordt bereikt. In de praktijk echter komt een houtgraveur gauw aan het einde van zijn doorzettingsvermogen. Hij is afhankelijk van vier factoren: de kwaliteit van zijn houtblok, de scherpte van zijn instrument, de vastheid van zijn hand en zijn gezichtsvermogen (goede ogen, veel licht en een sterk vergrotende lens). In het onderhavige geval werd de halvering der figuren ad absurdum doorgevoerd. Het kleinste dier dat nog een kop, een staart en vier poten heeft, is circa 2 mm lang."