Vandaag begint de Boekenweek, een mooie gelegenheid om eens aandacht te besteden aan een fenomeen dat je steeds minder ziet: ex-librissen. Escher heeft er meerdere gemaakt in zijn leven, meestal voor vrienden en bekenden. De eerste maakte hij al op 17-jarige leeftijd, voor zijn eigen bibliotheek.
Dit exemplaar uit 1946 was voor zijn overbuurman in Baarn, ingenieur Albert Ernst Bosman. Escher toont een opengeslagen boek met de woorden ‘neti neti tat’, een spirituele tekst over de twijfelende mens die op zoek is naar zelfverwerkelijking. Hier gesymboliseerd door een spanrups die zich opricht vanaf de bladzijde. De rups lijkt in dit geval ook te staan voor de boekenworm, de boekenliefhebber voor wie deze mooie ex-libris gemaakt is. Escher wist het toen nog niet, maar hij zou nog veel te danken hebben aan deze buurman. Bosman zou hem namelijk in contact brengen met Hans de Rijk, de man van de vele pseudoniemen.
Escher leerde hem kennen als broeder Erich, een lid van het klooster van Saint Louis in Oudenbosch. Deze Erich was gefascineerd door de prent Boven en onder, die in zijn klaslokaal hing. Hij kende Albert Bosman en die bracht de kunstenaar en zijn bewonderaar bij elkaar. Het was het begin van een levenslange vriendschap. Onder de naam Bruno Ernst doceerde deze Erich wiskunde aan de pedagogische academie, waar hij ook het wiskundetijdschrift Pythagoras had opgericht. Na hun ontmoeting in augustus 1956 zagen ze elkaar vaak, waarbij De Rijk zich steeds voorstelde als Broeder Erich. Het duurde maanden voordat Escher achter zijn echte naam kwam. Escher werd door deze jonge (hij was 30) broeder geboeid omdat deze in staat was, als leerkracht, moeilijke mathematische zaken eenvoudig uit te leggen. Prent na prent werd tijdens die ontmoetingen besproken en ook de voorschetsen werden erbij gehaald voor een compleet beeld.
Zie ook die van Tony de Ridder