Deze website gebruikt cookies

Wij maken op deze website gebruik van cookies en vergelijkbare technieken om bezoek te analyseren en om je relevante boodschappen te tonen op social media. Door op 'Alles accepteren' te klikken geef je toestemming voor de plaatsing ervan en het verwerken van op deze wijze verkregen persoonsgegevens, zoals in ons privacy- & cookiestatement wordt vermeld.

Onze privacy- & cookiestatement:

De muurschilderingen op begraafplaats Tolsteeg
12 december 2020

De muurschilderingen op begraafplaats Tolsteeg

De contacten waren al eerder gelegd, maar in december 1957 werd het officieel bekrachtigd: in opdracht van de gemeente Utrecht mocht Escher een muurschildering maken voor de aula van het ontvangstgebouw van begraafplaats Tolsteeg. In de herfst was hij door het gemeentebestuur benaderd voor het maken van een ontwerp. Het ontvangstgebouw was kort daarvoor gerenoveerd en het gemeentebestuur vond dat er ook esthetisch wel wat mocht gebeuren. De adviescommissie voor Beeldende Kunst en Kunstnijverheid besloot om de graficus M.C. Escher uit te nodigen. Die was ingenomen met de opdracht en hij ging direct aan de slag.

M.C. Escher, muurschildering in de aula van begraafplaats Tolsteeg. Foto:  Fotodienst HUA, collectie Het Utrechts Archief

M.C. Escher, muurschildering in de aula van begraafplaats Tolsteeg. Foto: Fotodienst HUA, collectie Het Utrechts Archief

Hij schreef over het ontwerp in een brief aan zoon Arthur, op 2 november 1957*:

'Daartoe maakte ik een tekening op schaal één op twintig en nu schijnt het, dat de commissie, die dat ding moet beoordelen, het er wel mee eens is. Hoewel de zaak dus nog mis kan lopen omdat de opdracht nog niet officieel in mijn bezit is, ben ik hoopvol dienaangaande gestemd. Het is leuk om eens zelf op de steiger te gaan staan en een maand lang een oppervlak van circa drie en een half bij drie meter te bekladden. Ik maakte een vlakverdeling, die bestaat uit louter vissen, welke spiraalsgewijze zich in zwart naar een centrum toe (de dood of het sterven symboliserende) en tegelijkertijd in witte reeksen zich, uit datzelfde centrum voortkomende, naar buiten "bewegen" (het leven, de geboorte). Het leuke en het moeilijke tegelijkertijd, is het verkleinen tot in het oneindige van de vis-figuren. De buitenste exemplaren krijgen een lengte van circa één meter zestig en ik wil proberen om consequent de verkleining voort te zetten tot het vlekjes van bijvoorbeeld een centimeter worden.'

Tussen 1956 en 1959 werkte Escher een aantal keer met om elkaar draaiende vissen. Zo maakte hij in november 1956 een vignet van vissen die rondzwemmen in steeds kleiner wordende cirkels. De muurschildering in Utrecht lijkt in eerste instantie gelijk aan dat vignet, maar als je ze naast elkaar legt, dan zijn er toch duidelijke verschillen te zien. Het motief dat hij voor de muurschildering ontwierp, gebruikte hij overigens wel opnieuw. Hij paste het iets aan en drukte het tweemaal af, waarbij de tweede drukgang gespiegeld was ten opzichte van de eerste. Het resultaat was de prent Draaikolken. Ook in Levensweg I en II en in Cirkellimiet I en III komen cirkelende vissen voor.

 M.C. Escher, [Vissen, vignet], houtgravure, november 1956

M.C. Escher, [Vissen, vignet], houtgravure, november 1956

M.C. Escher, Draaikolken, houtgravure en houtsnede in rood, grijs en zwart, gedrukt van twee blokken, november 1957

M.C. Escher, Draaikolken, houtgravure en houtsnede in rood, grijs en zwart, gedrukt van twee blokken, november 1957

Aanvankelijk ging het dus alleen om de schildering in de aula. Er werd een steiger voor Escher gebouwd, omdat de muur waarop de schildering moest komen zich op vijf meter boven de grond bevond. Het pleisterwerk daarvan was speciaal voor zijn muurschildering vervangen. Maar de gemetselde fries die bovenaan de muur begrensde en die hij graag verwijderd zag, werd ongemoeid gelaten. Ondanks die kleine tegenslag was het reizen naar Utrecht en het werk aan de muurschildering een groot genoegen voor Escher. Zo schreef hij op 2 februari 1958 aan zoon Arthur**:

'Zelf reis ik nu dagelijks naar Utrecht en schilder, met veel plezier aan mijn muurversiering. Ik zit, sta, buk en rek mij de hele dag in allerlei bochten om overal te kunnen komen met mijn penseel en zing daarbij dikwijls het hoogste lied in die grote, goed verwarmde ruimte.'

Hoewel hij zelf altijd wars was van de symboliek die veel beschouwers in zijn werk meenden te herkennen, was hij zich er van bewust dat deze oneindige vissenspiraal op een begraafplaats daartoe veel mogelijkheden bood. Zo schreef hij in de toelichting van zijn ontwerp aan het gemeentebestuur***:

'..Maar de beschouwer, in de eerste plaats de ontwerper zelf, kan er, zo hij dat wenst, symboliek in ontdekken. B.v.: de dood, het sterven, wordt veraanschouwelijkt door de vier reeksen van zwarte vissen, die zich, steeds kleiner wordende, naar het centrum toe bewegen. De vier stromen van witte vissen, uit datzelfde middelpunt naar voren tredende, worden gaandeweg groter van omvang, groeien en symboliseren het leven, de geboorte. Zoals er geen leven denkbaar is zonder dood, geen geboorte zonder sterven, zo vullen ook de zwarte en de witte vissen elkaar aan en bepalen zij elkanders vorm. Aan het centrum, van waaruit en waarnaartoe de eindeloze mathematische spiralen zich spoeden, kan men desgewenst de gedachte aan eeuwigheid of God hechten. Ook is de vis (o.a.) een christelijk symbool.'

Foto:  Fotodienst HUA, collectie Het Utrechts Archief

Foto: Fotodienst HUA, collectie Het Utrechts Archief

Foto:  Fotodienst HUA, collectie Het Utrechts Archief

Foto: Fotodienst HUA, collectie Het Utrechts Archief

Het gemeentebestuur was zo tevreden over de schildering in de aula dat Escher nog een ontwerptekening mocht indienen. Deze was voor twee muurschilderingen in de beide wachtkamers van het ontvangstgebouw, die links en rechts van de centrale aula gesitueerd waren. Ook hierop was een vissenmotief te zien. In het ontwerp voor de wachtruimte rechts zwemmen zwarte vissen naar links en witte vissen naar rechts. Voor de tegenovergelegen ruimte was dit precies andersom. Vanwege budgetbeperkingen kreeg Escher uiteindelijk alleen de opdracht voor de rechter wachtruimte. Van de symmetrie die hij voor ogen had, met de aulaschildering in het midden en twee gespiegelde vismotieven in de wachtruimtes, kwam dus niets terecht. In 1978, twintig jaar na de oplevering, werd dit werk vanwege een verbouwing van het ontvangstgebouw uit de muur gezaagd. Het werd verhuisd naar de Utrechtse stadsschouwburg waar het een tijd in opslag heeft gestaan en sinds 1995 te zien was in het restaurant van dat gebouw. In 2016 verhuisde het werk naar de nieuwgebouwde Escherfoyer, die hoort bij de Blauwe Zaal.

De muurschildering van de rijen vissen in het restaurant van de Stadsschouwburg Utrecht

De muurschildering van de rijen vissen in het restaurant van de Stadsschouwburg Utrecht

De huidige locatie in de Escherfoyer

De huidige locatie in de Escherfoyer

Escher heeft meerdere werken in opdracht gemaakt voor (semi-)openbare gebouwen. Zo zijn een aantal vlakvullingen in de vorm van tegels te zien op pilaren in schoolgebouwen en in een geschilderde vorm in een kantorencomplex van de Provincie Noord-Holland. Zijn ontwerp voor wandpanelen voor het stadhuis in Leiden is alleen op afspraak te bekijken. De beroemde Metamorphose III, die jaren in het postkantoor in Den Haag hing en nu op Schiphol is te bewonderen, is ook een voorbeeld van een geschilderde Escher. Voor al die werken heeft Escher weliswaar zelf het ontwerp geleverd, maar het eindproduct is door iemand anders gemaakt. De schilderingen voor de aula en wachtruimte van de begraafplaats Tolsteeg zijn de enige werken in opdracht die Escher zelf heeft vervaardigd. Dat maakt dat deze bijzondere plek tot op heden bezoekers uit de hele wereld trekt.

Kaart wordt ingeladen...

Bronvermelding

[*] Leven en werk van M.C. Escher, onder redactie van J.L. Locher, Meulenhoff, 1981, blz 89

[**] Wim Hazeu, M.C. Escher, Een biografie, Meulenhoff, 1998, blz. 392

[***] Motivatie van Escher aan de Adviescommissie

Erik Kersten

Erik Kersten

Redacteur

Deel:

Meer Escher vandaag

De Cattolica di Stilo

De Cattolica di Stilo

Tijdens de reizen die Escher in de lente en de zomer door ongerepte streken in Italië maakte was hij niet alleen bezig met genieten. De trektochten dienden ook nadrukkelijk als voorbereiding voor mogelijke prenten die eruit zouden kunnen ontstaan. Tijdens die reizen maakte hij talloze foto’s die hij in een fotoalbum plakte en voorzag van een aantekening in zijn agenda. Het zijn herinneringen aan een mooie reis, maar in veel van die foto's zijn ook de landschappen te herkennen die later terug zouden keren in zijn werk. In het voorjaar van 1930 maakte Escher een reis door de regio Calabrië die wel erg vruchtbaar zou blijken. De tocht langs plaatsen als Palizzi, Morano, Pentedatillo, Stilo, Scilla, Tropea, Santa Severina, Rocca Imperiale en Rossano leverde maar liefst 13 prenten op.
Giovanni Battista Piranesi

Giovanni Battista Piranesi

Op 9 november 1778 stierf Giovanni Battista Piranesi, de Italiaanse kunstenaar en architect die wordt beschouwd als de grootste graficus van zijn tijd. Zijn faam dankte hij in eerste instantie aan zijn Vedute di Roma, een serie etsen met indrukwekkende gezichten op de ruïnes en monumenten van Rome. Maar het zijn vooral Piranesi's befaamde fantasieprenten over kerkers, de Carceri d'Invenzione, die ook nu nog enorm tot de verbeelding spreken. Escher was een groot bewonderaar. Toen hij in 1935 naar het Zwitserse Château-d’Oex verhuisde, hing hij een aantal prenten van Piranesi op in zijn atelier. Alsof hij de herinnering aan zijn oude woonplaats nog levend wilde houden. Het is vooral hun duizelingwekkende verbeelding waarin de twee kunstenaars elkaar vinden.
Het was Grandioos

Het was Grandioos

Tot en met 8 november zou de tentoonstelling ‘Grandioos Glas: Optische glaskunst uit Tsjechië en Slowakije’ te zien zijn in Escher in Het Paleis. Helaas zijn we door de realiteit ingehaald. Per 5 november zijn de deuren van het museum gesloten wegens de ontwikkelingen rondom Covid-19, voor in ieder geval twee weken. Dit betekent dat de tentoonstelling Grandioos Glas opeens abrupt ten einde kwam. Nog nagenieten van de tentoonstelling of heeft u de tentoonstelling helaas gemist? Onze conservator Judith Kadee schreef een mooi artikel over de unieke verzameling optisch glas, die in de tentoonstelling te zien was.