In augustus 1946 maakt Escher een mezzotint van een gemummificeerde kikker. Het is een techniek die hij zelden gebruikt, ondanks de subtiele verschillen in toon die er mee mogelijk zijn. De keuze voor het onderwerp en de compositie zijn atypisch voor deze periode, waarin hij veel experimenteert met vlakvullingen en geometrische vormen. Het skelet beeldt hij juist af zoals hij het ziet. Escher vond de kikkermummie in zijn eigen huis, achter een kast. Hij drukt het werk zelf af op zijn eigen pers, in een oplage van 24 exemplaren*.
Hoewel de mezzotint zich beter leent voor gedetailleerd en realistisch werk, zal Escher met Kristal (december 1947) en Vlakvulling I (maart 1951) alsnog twee mezzotinten maken waarin hij vlakvullingen en geometrische vormen gebruikt. Maar Vlakvulling I bleek wel de laatste. De techniek bleek te tijdrovend in een periode waarin de vraag naar zijn werk enorm toe nam. Deze vreemd starende dode kikker kunnen we in elk geval blijvend bewonderen.
Bronvermelding
[*] Wim Hazeu, M.C. Escher, Een biografie, Meulenhoff, 1998, blz. 305