Eind 1947 maakte Escher een voorstudie en een prent die kenmerkend zijn voor hoe hij de wereld ziet: als een eeuwigdurende strijd tussen orde en chaos. Voor hem was het een constatering van een feit, geen boodschap of opdracht aan de wereld. Hij was geboeid door de regelmaat en de noodzakelijkheid van strakke meetkundige ruimtefiguren, symbolen van orde in een chaotische wereld. Het zijn figuren die op het eerste oog eenvoudig en helder lijken en tegelijk geheimzinnig zijn en ondoorgrondelijk. Zijn halfbroer prof. dr. Berend George Escher, geoloog en kristallograaf, deelde die fascinatie. Hij deed dat vanuit een professioneel oogpunt. Escher zelf begreep weinig van de achterliggende theorieën, maar vanuit zijn fascinatie maakte hij wel schitterend werk. Van hele kleine werelden (kristallen) tot hele grote (sterren en planeten). Een van de prenten waarin de fascinatie van beide broers zich manifesteert, is Kristal.
Kristal is een van de acht mezzotinten die Escher maakte in de jaren dat hij met de techniek werkte. Een andere is Oog (1946), een prent die hij een jaar eerder maakte en waarin ook veel symboliek verborgen lijkt. Maar net als bij Oog is Escher over Kristal helder in het ontkrachten van het bestaan van eventuele diepere lagen. In een brief aan zijn vriend Bas Kist schreef hij erover:
‘Zoo’n ding moet nu eenmaal altijd een naam hebben en ik noemde het Kristal omdat Orde en Chaos te pretentieus en te dik klinkt, hoewel die laatste naam beter de bedoeling weergeeft. Het zij mij vergund daarbij op te merken dat de Chaos in ontelbare vormen en gestalten alom tegenwoordig is, terwijl Orde een onbereikbaar ideaal blijft: de wonderschone vergroeiing van kubus en octaëder bestaat niet. [Niet in een natuurlijke vorm, EK]’*
Uiteindelijk zou Escher in 1950 alsnog een prent maken met als titel Tegenstelling (Orde en chaos). En in 1955 de litho Orde en chaos II (Kompasroos), een derde werk over de tegenstelling tussen orde en wanorde. In deze prenten staat het contrast tussen het geordende mathematische object op de voorgrond en de warboel daarachter centraal. Bij Kristal bestaat die warboel uit heel veel steentjes, die door de elementen in allerlei bizarre vormen zijn gekneed.
Eind 1947 stuurde Escher een afdruk van Kristal naar Berend. Die bedankte hem daarvoor in een brief:**
‘Met de toezending van een exemplaar van je mezzotint Kristal heb je Emmy en mij veel plezier gedaan. De doorzichtigheid van de dooreengroeiing van kubus en octaëder is prachtig geslaagd als lichtende harmonie tegen de sombere achtergrond van vormloze, d.i. van symmetrie verstoken grintsteentijd. Ik vermoed dat die doorgroeing niet in concreto voor je gelegen heeft, maar dat jij die geconstrueerd hebt. De lichtverdeling op de achtervlakken is zeker een hele puzzle geweest.’***
Het is mooi om te lezen hoe Berend het contrast tussen de lichtende harmonie en de vormloze achtergrond ervaart. Een achtergrond die is verstoken van symmetrie. De kristallograaf in hem ziet de tragiek in objecten die het moeten doen zonder de regelmaat en perfectie van een symmetrische vorm.
Bronvermelding
[*] Wim Hazeu, M.C. Escher, Een biografie, Meulenhoff, 1998, blz. 310
[**] Wim Hazeu, M.C. Escher, Een biografie, Meulenhoff, 1998, blz. 323
[***] Om de vergroeiing van kubus en octaëder weer te kunnen geven, maakte Escher zelf eerst een model. Dat tekende hij vervolgens na voor de prent.