Op 31 januari 1944 werd Samuel Jessurun de Mesquita door de Duitse bezetter opgepakt. Hij overleed op 11 februari in Auschwitz. De Mesquita was Eschers leermeester, de man die hem ervan wist te overtuigen een carrière in de grafische kunsten te beginnen.
In een interview met Bibeb in Vrij Nederland van april 1968 sprak Escher over de oorlog en over De Mesquita:
‘Ik heb nog steeds de grootste moeite met de moffen. Duits kan ik niet horen. Ik was niet bij het verzet betrokken, maar ik had veel joodse vrienden die vermoord zijn. Mijn oude leermeester De Mesquita. Hij wou niet onderduiken. Ze waren Portugese joden de de moffen hadden altijd gezegd, die behoren tot de elite. Op een nacht zijn ze met z’n allen weggehaald. Zijn zoon Jaap, een knappe jongen, werkte dag en nacht… Hij ging vaak naar de moffen toe om met hen te spreken over z’n voorouders. Ze waren niet van adel, maar toch bijna… Op een slechte dag waren ze opeens weg. In ’44, in de hongerwinter. Ik wou ze wat brengen, appels… Ik ben hun woning ingelopen. De ramen waren kapot op de eerste verdieping. De buren zeiden: weet u het niet? De Mesquita’s zijn weggehaald.
Dit (een tekening) lag op de voer met spijkerafdrukken van de laarzen van de moffen erin. Het lag onder de trap. En in z’n atelier was alles overhoop, alles op de grond. Tweehonderd prenten heb ik mee naar huis genomen. Later zijn ze tentoongesteld in het Stedelijk Museum. (Beeldhouwer Jobs) Wertheim van ‘Kunstbezit’ heeft hem nog als metgezel gehad in Westerbork. Wertheim is de dans ontsprongen, de De Mesquita’s zijn weggevoerd. Nu kan je wel hoog of laag springen, die dingen zijn niet te vergeten. Ik kan het niet. Ik heb nog steeds de grootste moeite met die moffen. Midden in de nacht weggevoerd. Hij zwaar ziek. Midden in de nacht weggehaald. En hij had gered kunnen worden. Ik heb zo bij hen aangedrongen. Nee, hij werd beschermd zei hij. Waarom zou hij onderduiken? Later heb ik mezelf verwijten gemaakt, maar ze wouen niet. Jaap had bij die besprekingen met de moffen er allerlei stambomen bijgehaald. Ze waren van halve adel. De moffen vonden dat indrukwekkend. Ze kwamen hun huis bijna niet uit. Verschrikkelijk hoor, zulke lieve mensen, als geslacht vee weggevoerd.’