'Draaiommetjes in het bos'
Zo noemde Escher de wandelingen die hij vrijwel elke dag maakte na het avondeten. In de naoorlogse jaren bracht hij zo uren door in de Baarnsche en Vuursche bossen. Om zijn hoofd leeg te maken maar ook om het te vullen met nieuwe ideeën voor prenten. Vanaf 1951 begon hij die ideeën ook op te schrijven in zijn agenda. Zo noteerde hij dat jaar het volgende:
'Sporen van auto- en fietsbanden perspectivisch gezien, diagonaalsgewijze; Glooiende verdieping met water gevuld: plas. Daarin weerspiegelt zich de maan.'
Dit idee zou hij in februari 1952 uitwerken tot de houtsnede
Modderplas. Hij omschreef de prent later zo:
'De wolkenloze avondhemel weerspiegelt zich in een modderplas die na een regenbui in een kuil van een bosweg is achtergebleven. Sporen van twee vrachtauto's, twee fietsen en twee voetgangers zijn in de drassige bodem afgedrukt.'