Deze website gebruikt cookies

Wij maken op deze website gebruik van cookies en vergelijkbare technieken om bezoek te analyseren en om je relevante boodschappen te tonen op social media. Door op 'Alles accepteren' te klikken geef je toestemming voor de plaatsing ervan en het verwerken van op deze wijze verkregen persoonsgegevens, zoals in ons privacy- & cookiestatement wordt vermeld.

Onze privacy- & cookiestatement:

Albert Bosman en Bruno Ernst
10 maart 2018

Albert Bosman en Bruno Ernst

Vandaag begint de Boekenweek, een mooie gelegenheid om eens aandacht te besteden aan een fenomeen dat je steeds minder ziet: ex-librissen. Escher heeft er meerdere gemaakt in zijn leven, meestal voor vrienden en bekenden. De eerste maakte hij al op 17-jarige leeftijd, voor zijn eigen bibliotheek.

M.C. Escher, Ex-libris Albert Ernst Bosman, houtgravure, 1946

M.C. Escher, Ex-libris Albert Ernst Bosman, houtgravure, 1946

Dit exemplaar uit 1946 was voor zijn overbuurman in Baarn, ingenieur Albert Ernst Bosman. Escher toont een opengeslagen boek met de woorden ‘neti neti tat’, een spirituele tekst over de twijfelende mens die op zoek is naar zelfverwerkelijking. Hier gesymboliseerd door een spanrups die zich opricht vanaf de bladzijde. De rups lijkt in dit geval ook te staan voor de boekenworm, de boekenliefhebber voor wie deze mooie ex-libris gemaakt is. Escher wist het toen nog niet, maar hij zou nog veel te danken hebben aan deze buurman. Bosman zou hem namelijk in contact brengen met Hans de Rijk, de man van de vele pseudoniemen.

M.C. Escher, Boven en onder, litho, juli 1947

M.C. Escher, Boven en onder, litho, juli 1947

Escher leerde hem kennen als broeder Erich, een lid van het klooster van Saint Louis in Oudenbosch. Deze Erich was gefascineerd door de prent Boven en onder, die in zijn klaslokaal hing. Hij kende Albert Bosman en die bracht de kunstenaar en zijn bewonderaar bij elkaar. Het was het begin van een levenslange vriendschap. Onder de naam Bruno Ernst doceerde deze Erich wiskunde aan de pedagogische academie, waar hij ook het wiskundetijdschrift Pythagoras had opgericht. Na hun ontmoeting in augustus 1956 zagen ze elkaar vaak, waarbij De Rijk zich steeds voorstelde als Broeder Erich. Het duurde maanden voordat Escher achter zijn echte naam kwam. Escher werd door deze jonge (hij was 30) broeder geboeid omdat deze in staat was, als leerkracht, moeilijke mathematische zaken eenvoudig uit te leggen. Prent na prent werd tijdens die ontmoetingen besproken en ook de voorschetsen werden erbij gehaald voor een compleet beeld.

Hans de Rijk (1966). Foto: Ron Kroon (ANEFO) - crop van GaHetNa (Nationaal Archief NL)

Hans de Rijk (1966). Foto: Ron Kroon (ANEFO) - crop van GaHetNa (Nationaal Archief NL)

Veel later, in 1970-1971, zouden de twee het veel systematischer aanpakken. In wekelijkse ontmoetingen werd in twee jaar tijd het hele oeuvre geanalyseerd waarbij De Rijk de kunstenaar naar zijn bedoelingen achter elke prent vroeg. Deze zeer vruchtbare gedachtewisseling zou in 1976 leiden tot het veelgeprezen standaardwerk De toverspiegel van M.C. Escher.

Vroege voorbeelden van ex-librissen

Zie ook die van Tony de Ridder

De eerste: Ex-libris M.C. Escher, linoleumsnede in groen, 1917

De eerste: Ex-libris M.C. Escher, linoleumsnede in groen, 1917

Ex-libris Heleen van Thienen, linoleumsnede, 1917

Ex-libris Heleen van Thienen, linoleumsnede, 1917

Erik Kersten

Erik Kersten

Redacteur

Deel:

Meer Escher vandaag

Hilversumse cultuurprijs, 1965

Hilversumse cultuurprijs, 1965

Op 5 maart 1965 ontving Escher de Hilversumse cultuurprijs. Ter gelegenheid daarvan hield hij een lezing waarin hij weer eens aantoonde hoe grappig hij kon zijn. Bij velen roept de naam Escher vooral het beeld op van die bebaarde, strenge en nauwkeurige man die in zijn atelier eenzaam zwoegt aan zijn zinsbegoochelende voorstellingen. Dat beeld bestond toen ook al en de graficus geeft ze in zijn lezing in eerste instantie ook gelijk:
"Van nature ben ik nu eenmaal niet spontaan. Het uitvoeren van een grafische prent eist geduld en bedachtzaamheid en ook de ideeën, die ik erin tot uitdrukking wil brengen, komen meestal pas tot klaarheid na zorgvuldige overdenking. Ik breng mijn tijd dan ook veelal door in een stil atelier, en, hoe gunstig dat ook moge zijn voor de uitoefening van mijn beroep, het bevordert geenszins de welsprekendheid."
Reptielen in oorlogstijd

Reptielen in oorlogstijd

Ondanks de verschrikkingen van de oorlog kroop er eind februari 1943 toch iets van optimisme in Escher, gevoed door de natuur. Zo noteert hij op 20 februari in zijn agenda: 'twee vlinders en veel sneeuwklokjes om boerentuinen', en op de 22e: 'de eerste maal merelgezang.' Op 3 maart 1943 begint hij zelfs weer aan nieuwe prent. Voor deze litho, Reptielen, moet hij wel een steen lenen. De oplage was daarom ook maar 30 exemplaren.
Light in August

Light in August

In een brief aan zoon Arthur van 27 februari 1955 schrijft Escher over Light in August, een roman van William Faulkner uit 1932. In een vertaalde versie.
'..het Engels van deze heer is wel zo alle jezus en godsgruwelijk moeilijk, dat ik er zeker niets van zou snappen. Dankzij de Engelse lessen die je op het lyceum hebt gehad, zul jij het wel in het oorspronkelijke zien te begrijpen. Sinds jaren, waarschijnlijk sinds De Pest van Camus, las ik geen moderne roman die mij meer trof. Onder andere de psychologie van de moordenaar, enigszins te vergelijken met Dostojevsky's Raskolnikoff, hoewel volkomen anders, is zeldzaam boeiend. Daar heb je nou weer een van die zeldzame schrijvers op wie je als leek geen enkele aanmerking durft te maken en die het gehalte van het gros van zijn collega's hevig drukt.'