Weledele Heer,
Een paar jaar geleden, op een tentoonstelling te denHaag, maakte ik voor het eerst kennis met uw werk, hetgeen een blijvende indruk op mij heeft gemaakt.
Ik kwam uw naam nog eens tegen in een krantenbericht: een ontmoeting met een oude zonderlinge wijsgeer, op een zolderkamer aan het Waterlooplein te A’dam.
De bijzonderheden hiervan zijn me ontgaan.
Inmiddels heeft uw product “Reptielen”, waarvan ik toevallig een reproductie in klein formaat in handen kreeg, mij geheel in beslag genomen en eerst kortelings kreeg ik inzage van het interview voorkomend in A O Reeks 1172, hetgeen ik met aandacht heb bestudeerd.
Aan loftuitingen heeft het u blijkbaar niet ontbroken, toch wil ik u mijn bewondering voor uw “blik in de ruimte” en de weergave daarvan niet verhelen.
U noemt het: uw spel en wijst diepzinnigheid van de hand. Is het niet meer bescheidenheid ten opzichte van uw gave? Hoe het zij, ik trof in de veelheid en verscheidenheid van uw werk geen enkel stuk aan in de trant als van Reptielen en dàt juist sprak mij het meeste aan, ofwel: meende ik er uit te verstaan. Een beeldwoord dus.
U ontvangt veel brieven (ik citeer)
“theorieën waar ik niets van begrijp, maar soms wel aanvoel”. Die laatste woorden brachten mij ertoe u bijgaande weergave van mijn gevoelens ter kennisname aan te bieden. U gelieve het te beschouwen als een blijk van waardering voor hetgeen uw schepping mij bood.
Met verschuldigde eerbied
verblijf ik
uw. dw. dr.
HD