De houtsnede is de oudste bekende grafische techniek. In China werden voor onze jaartelling al houtblokken gebruikt om beelden in te snijden. Een houtsnede wordt van oudsher gemaakt in een plankje van een fruitboom, bijvoorbeeld een appel- of perenboom. Dit hout heeft een mooie fijne nerf, waardoor het stevig is, maar zacht genoeg om in te snijden. Al het hout, behalve dat van het uiteindelijke beeld, wordt weggesneden door middel van gutsen. De houtsnede valt onder de hoogdruk: de uitgestoken delen blijven wit en het hout dat is blijven staan, krijgt de kleur van de inkt. Wanneer de tekening in het plankje is uitgespaard, rolt de kunstenaar de inkt er met een roller overheen. Vervolgens wordt een vel papier op het houtblok gelegd en onder druk wordt de inkt goed in het papier geperst. De houtsnede verschilt van de houtgravure, omdat die laatste in de kopse kant van hout wordt gegraveerd, waardoor nog meer verfijning mogelijk is.
Het bijzondere van Escher is dat hij al zijn houtsneden zelf drukte. Hij gebruikte geen machines en had geen hulp van assistenten. De ruim 650 drukken van Dag en nacht (1938) komen dan ook allemaal van zijn eigen hand. Escher gebruikte meestal dun, handgemaakt papier, zoals Japon. Dit zeer dunne Nederlandse papier neemt veel gemakkelijker inkt op dan dikker papier. Escher maakte het papier eerst vochtig om de vezels los te maken, waardoor dat opzuigen nog versterkt wordt. Er is dan ook minder druk nodig om de inkt van het blok op het papier te krijgen.
Omdat de print gespiegeld is aan de houtsnede zelf, moest Escher het beeld wat hij wilde bereiken in spiegelbeeld snijden. Hij moest dus alles in zijn hoofd omdraaien, ook de letters en nummers die hij wilde gebruiken. Zo gebruikte hij vaak zijn monogram en sneed hij ook de datum waarop het werk werd gemaakt in het hout.
De houtsnede is de oudste bekende grafische techniek. In China werden voor onze jaartelling al houtblokken gebruikt om beelden in te snijden. Aanvankelijk werd het blok op stof afgedrukt, later werd dat papier. In de Middeleeuwen werden er voor het eerst houtsnedes gemaakt in Europa. Een vroeg hoogtepunt werd bereikt met de houtsnedes van Albrecht Dürer, Hans Holbein de Jonge en Lucas van Leyden en de chiaroscuro–houtsneden die ontstonden in de Renaissance. Bij de chiaroscuro-houtsnede, die voor het eerst in Italië omstreeks 1516 werd geïntroduceerd, wordt een afbeelding van twee of meer houtblokken met verschillende inktkleuren afgedrukt. Door te werken naar het licht (chiaro) of juist de schaduw (scuro) creëert de techniek de illusie van diepte door tonale contrasten.
Een houtblok als drukelement om een beeld te maken, blijkt ook voor hedendaagse kunstenaars interessant. Ook conceptueel. Een goed voorbeeld is de in 2021 overleden Chuck Close, die na zijn vroege succes met schilderijen ook gebruik ging maken van prenttechnieken als de mezzotint, de linosnede en de houtsnede. Close gebruikt foto’s als basis, deelt die op in afzonderlijke en vrijwel abstracte beelden, reproduceert die in houtblokken en drukt die blokken af om weer een totaalbeeld te creëren. De afzonderlijke elementen zijn zichtbaar wanneer ze van dichtbij worden bekeken, maar versmelten wanneer je er afstand van neemt.
Een houtgravure valt onder de hoogdruk en lijkt sterk op de houtsnede. Bij hout dat gebruikt wordt voor houtsnedes loopt de nerf in de lengte, omdat de planken met de lengte van de stam mee zijn gezaagd. Bij houtgravures snijdt de kunstenaar dwars op die nerf, de zogenaamde kopse kant.
In 1946 gaat Escher voor het eerst in mezzotint werken. Dit is een speciale en arbeidsintensieve diepdruktechniek, waarbij het oppervlak van de koperplaat met een zogenaamd wiegijzer ruw wordt gemaakt. De opstaande randjes die hierbij gecreëerd worden, heten bramen. In de bramen blijft de inkt goed hangen, zodat er een mooi diepe kleur zwart ontstaat. De lichtere delen ontstaan door de bramen weg te halen met een zeer scherp gereedschap, een schraapijzer.
Eschers carrière als graficus begint op zijn zeventiende met een linoleumsnede: een portret van zijn vader in 1916. De linosnede of linoleumsnede is een hoogdruktechniek, waarbij delen van een stuk linoleum worden weggesneden zodat de afbeelding wordt 'uitgespaard'. De techniek is te vergelijken met de houtsnede. Omdat het materiaal zachter is, is het snijden in linoleum makkelijker dan in hout.