fbpx
Tickets bestellen
Adres
Lange Voorhout 74
2514 EH Den Haag
T: 070-4277730
E: info@escherinhetpaleis.nl
Technieken

De houtsnede

De houtsnede is de oudste bekende grafische techniek. In China werden voor onze jaartelling al houtblokken gebruikt om beelden in te snijden. Een houtsnede wordt van oudsher gemaakt in een plankje van een fruitboom, bijvoorbeeld een appel- of perenboom. Dit hout heeft een mooie fijne nerf, waardoor het stevig is, maar zacht genoeg om in te snijden. Al het hout, behalve dat van het uiteindelijke beeld, wordt weggesneden door middel van gutsen. De houtsnede valt onder de hoogdruk: de uitgestoken delen blijven wit en het hout dat is blijven staan, krijgt de kleur van de inkt. Wanneer de tekening in het plankje is uitgespaard, rolt de kunstenaar de inkt er met een roller overheen. Vervolgens wordt een vel papier op het houtblok gelegd en onder druk wordt de inkt goed in het papier geperst. De houtsnede verschilt van de houtgravure, omdat die laatste in de kopse kant van hout wordt gegraveerd, waardoor nog meer verfijning mogelijk is.

M.C. Escher, Viervlak-planetoïde (Viervlak-planeet), houtsnede in groen en zwart, gedrukt van twee blokken, april 1954
M.C. Escher, Nachtelijk Rome: Santa Maria del Popolo (Piazza del Popolo), houtsnede, april 1934

Het benen lepeltje waarmee Escher zijn afdrukken maakte
Een aantal gutsen in de techniekvitrine van Escher in Het Paleis

Escher werkte echter niet met een drukpers, maar met een benen eierlepeltje. Daarmee wreef hij de inkt in het papier. Het voordeel van deze methode is dat hij veel meer invloed had op de mate waarin de inkt in het papier werd gedrukt. Zo kon hij zelf goed bepalen hoe zwart hij sommige delen wilde hebben. Hoe minder hij wegsneed uit het blok, des te donkerder de prent zou zijn. Om de diepe zwarten te bereiken van de houtsnedes uit de Nachtelijk Rome-serie (1934) of bijvoorbeeld Viervlak-planetoïde (1954) zijn vele bewegingen met het lepeltje nodig om de inkt in elke vierkante millimeter van het papier te drukken. Escher beheerste die techniek tot in de finesses. Zijn zwarten zijn echt diepzwart en zijdezacht. Op zijn prenten zit vrijwel altijd precies genoeg inkt. Niet te veel en niet te weinig.

Het bijzondere van Escher is dat hij al zijn houtsneden zelf drukte. Hij gebruikte geen machines en had geen hulp van assistenten. De ruim 650 drukken van Dag en nacht (1938) komen dan ook allemaal van zijn eigen hand. Escher gebruikte meestal dun, handgemaakt papier, zoals Japon. Dit zeer dunne Nederlandse papier neemt veel gemakkelijker inkt op dan dikker papier. Escher maakte het papier eerst vochtig om de vezels los te maken, waardoor dat opzuigen nog versterkt wordt. Er is dan ook minder druk nodig om de inkt van het blok op het papier te krijgen.

Omdat de print gespiegeld is aan de houtsnede zelf, moest Escher het beeld wat hij wilde bereiken in spiegelbeeld snijden. Hij moest dus alles in zijn hoofd omdraaien, ook de letters en nummers die hij wilde gebruiken. Zo gebruikte hij vaak zijn monogram en sneed hij ook de datum waarop het werk werd gemaakt in het hout.

Geschiedenis

De houtsnede is de oudste bekende grafische techniek. In China werden voor onze jaartelling al houtblokken gebruikt om beelden in te snijden. Aanvankelijk werd het blok op stof afgedrukt, later werd dat papier. In de Middeleeuwen werden er voor het eerst houtsnedes gemaakt in Europa. Een vroeg hoogtepunt werd bereikt met de houtsnedes van Albrecht Dürer, Hans Holbein de Jonge en Lucas van Leyden en de chiaroscurohoutsneden die ontstonden in de Renaissance. Bij de chiaroscuro-houtsnede, die voor het eerst in Italië omstreeks 1516 werd geïntroduceerd, wordt een afbeelding van twee of meer houtblokken met verschillende inktkleuren afgedrukt. Door te werken naar het licht (chiaro) of juist de schaduw (scuro) creëert de techniek de illusie van diepte door tonale contrasten.

Albrecht Dürer, De vier ruiters van de Apocalyps, houtsnede, 1498. Collectie: Rijksmuseum
Albrecht Dürer, Het martelaarschap van Johannes de Evangelist, houtsnede, 1511. Collectie: Rijksmuseum

Hans Holbein de Jonge, Portret van Erasmus van Rotterdam, houtsnede, 1538-1540. Collectie: Kunstmuseum Basel
Lucas van Leyden, De Zondeval, houtsnede, 1515-1519. Collectie: Rijksmuseum

Een volgend hoogtepunt in het gebruik van de techniek waren de Japanse houtsnedes uit de Edo-periode (1603-1867) van kunstenaars als Hokusai en Hiroshige. Kenmerkend voor Japanse houtsnedes is juist het gebruik van kleur. Vincent van Gogh was een bewonderaar van deze kleurrijke prenten, maar hij heeft zelf geen houtsnedes gemaakt. Wel schilderde hij werk van de Japanse meesters na. Beïnvloed door de Japanse houtsnedes herontdekte Paul Gauguin, en ook zijn tijdgenoot Émile Bernard, het pure karakter van het medium. Bij hen was de houtsnede niet langer een slechtere versie van de gravure, maar een middel om een geheel nieuwe en spontane grafische taal te lanceren. Hun experimenteerdrang bereidde de weg voor tal van kunstenaars na hen. Het reproductieve karakter van de techniek werd in deze fase minder belangrijk. Zo werd het blok voor de Noor Edvard Munch een canvas waarvan hij de textuur gebruikte en waarop hij steeds aanpassingen bleef doen. Elke prent is bij hem daardoor uniek. Wassily Kandinsky’s baanbrekende boek Klänge (1913) is een combinatie van 38 gedichten en 56 houtsnedes waarin hij zoekt naar de verhouding tussen abstractie en figuratie.
Ugo di Carpi, Diogenes, chiaroscuro-houtsnede, 1527-1530. Collectie: The Metropolitan Museum of Art
Hans Baldung Grien, Die Hexen, chiaroscuro-houtsnede, 1510. Collectie: The Metropolitan Museum of Art

Hokusai, De grote golf van Kanagawa, houtsnede, 1830-1832. Collectie: The Metropolitan Museum of Art
Hokusai, De droom van een vissersvrouw, houtsnede, 1814. Collectie: The British Museum

Na de Eerste Wereldoorlog werd de techniek voor expressionistische kunstenaars als die van Die Brücke een geliefd uitdrukkingsmiddel. Het gebruik van de techniek is altijd populair geweest in Duitsland. Bekende Duitse kunstenaars die er in werkten waren onder andere de al genoemde Albrecht Dürer, Conrad Felixmüller, Erich Heckel, Ernst Ludwig Kirchner, Käthe Kollwitz, Emil Nolde en Joseph Beuys. In Vlaanderen traden na de Eerste Wereldoorlog de Vijf (Les Cinq) als vernieuwers van de houtsnede op de voorgrond: Jan-Frans Cantré, Jozef Cantré, Frans Masereel, Henri Van Straten en Joris Minne. In Nederland herontdekte het Groningse kunstenaarscollectief De Ploeg in 1921 de mogelijkheden van de houtsnede, en ook andere grafische technieken. Ze waren daarbij beïnvloed door een ontmoeting met Ernst Ludwig Kirchner. Een hoogtepunt van die experimenteerdrang vormt de De Ploegkalender uit 1926.

Wassily Kandinsky, Kahnfahrt (boottocht, plaat 28 uit Klänge), houtsnede, 1913. Collectie: MoMA
Frans Masereel, Désir, houtsnede, 1921. Collectie: Foundation Frans Masereel

Ernst-Ludwig Kirchner, Das Mittagessen der Bauern, houtsnede, 1920. Collectie: Kirchner Museum Davos
Käthe Kollwitz, Gedenkblatt für Karl Liebknecht, houtsnede, 1920. Collectie: Käthe Kollwitz Museum Köln

Voor een houtsnede zijn weinig middelen nodig en ze zijn ook voor iedereen beschikbaar. Omdat er met een gesneden lijn tevens snel een krachtig beeld neergezet kan worden, heeft de techniek een lange activistische en propagandatraditie. Een houtsnede is bij uitstek een kunstvorm voor het volk, niet voor de elite. De keuze voor deze techniek was vaak niet alleen artistiek, maar ook politiek bepaald. Tijdens vele volksopstanden, periodes van sociale onrust of juist in stilzwijgend verzet werden houtsneden gemaakt om een boodschap te verspreiden. Vooral Mexico vormde een rijke bron van inspiratie, zeker na de Mexicaanse revolutie (1910-1920). De Cubaan Luis Peñalver Collazo verbeeldt de strijd van de Latijns-Amerikaanse landen tegen de imperialistische bezetters in zijn prent America Latina, Unete! (1960). Ook in andere landen met Communistische regeringen was de houtsnede populair. Dat geldt overigens ook voor andere prenttechnieken. Tijdens de Japans-Chinese oorlog (1937-1945) vormde de houtsnede een krachtig middel voor China om de invasie door Japan te becommentariëren. Dit protest ging door na 1945 toen Japan weliswaar verslagen was, maar de Kuomintang-regering er niet in slaagde het lijden van de Chinese bevolking te stoppen. De Chinese kunstenaars lieten zich daarbij inspireren door Europese voorbeelden als Käthe Kollwitz en Frans Masereel. Toen de Chinese Communistische Partij in 1949 aan de macht kwam, werd de productie van beelden via houtsnedes vooral een propagandamiddel ter glorificatie van de partij en om de moraal van het volk hoog te houden. Al sinds 1955 wordt er in (de nu Sloveense hoofdstad) Ljubljana een Biënnale voor Grafische Kunsten gehouden, waarmee het ’s werelds oudste tweejaarlijkse tentoonstelling van hedendaagse grafische kunst is.

Luis Collazo, America Latina, Unete!, houtsnede, 1960. Collectie: UCLA Grunwald Center for the Graphic Arts, Hammer Museum
Li Hua, Celebrate the Surrender of Japan and the Victory of China, houtsnede, 1945–46

Een houtblok als drukelement om een beeld te maken, blijkt ook voor hedendaagse kunstenaars interessant. Ook conceptueel. Een goed voorbeeld is de in 2021 overleden Chuck Close, die na zijn vroege succes met schilderijen ook gebruik ging maken van prenttechnieken als de mezzotint, de linosnede en de houtsnede. Close gebruikt foto’s als basis, deelt die op in afzonderlijke en vrijwel abstracte beelden, reproduceert die in houtblokken en drukt die blokken af om weer een totaalbeeld te creëren. De afzonderlijke elementen zijn zichtbaar wanneer ze van dichtbij worden bekeken, maar versmelten wanneer je er afstand van neemt.

Meer technieken