Eschers carrière als graficus begint op zijn zeventiende met een linoleumsnede: een portret van zijn vader in 1916. De linosnede of linoleumsnede is een hoogdruktechniek, waarbij delen van een stuk linoleum worden weggesneden zodat de afbeelding wordt ‘uitgespaard’. De techniek is te vergelijken met de houtsnede. Omdat het materiaal zachter is, is het snijden in linoleum makkelijker dan in hout. De lijnen zijn vloeiender en minder verfijnd dan in een houtsnede. Een linosnede is dan ook vooral geschikt voor grotere vlakken en grote formaten. De drukvlakken zijn gladder en missen de nerftekening van het hout. Linoleumsnedes worden meestal met een hoogdrukpers afgedrukt, maar het kan ook handmatig. Van een linosnede kunnen honderden afdrukken gemaakt worden voordat het linoleum is versleten.
Escher maakt als beginnend graficus meerdere linosneden, maar na het afronden van zijn opleiding wisselt hij deze techniek in voor houtsnedes en later ook litho’s. Op latere leeftijd kiest hij nog een keer voor een volledige linosnede: in Rimpeling (1950) laat hij zijn twee geliefde thema’s van natuur en reflectie op harmonieuze wijze samenkomen.
Hoewel de linoleumdruk maar een dikke 100 jaar oud (en dus een van de jongste grafische technieken) is, is het ongetwijfeld de meest beoefende van allen. De techniek is relatief makkelijk en het materiaal is goedkoop. Voor andere grafische technieken geldt dat die vooral door professionals of serieuze liefhebbers worden gehanteerd, terwijl iedereen wel een lino op school heeft gemaakt. In de jaren twintig introduceerde het kunstonderwijs de linosnede voor de zelfexpressie van jonge kinderen. Juist de geschiktheid als didactisch materiaal heeft de erkenning van de lino als ‘serieus’ grafisch medium lang in de weg gestaan.
Linoleum werd ontwikkeld in Engeland in de periode 1850-1875. Aan het eind van de negentiende eeuw werd de linosnede voor het eerst gebruikt in het nijverheidsonderwijs. Erich Heckel maakte in 1903 de eerste bekende linosnede. In 1905 richtte Heckel met Ernst Ludwig Kirchner, Fritz Bleyl en Karl Schmidt-Rottluff de kunstbeweging Die Brücke op. Latere leden waren Emil Nolde, Max Pechstein en Otto Mueller. De leden van Die Brücke gebruikten vereenvoudigde en vaak verwrongen vormen die de kijker verrassen en een emotionele reactie oproepen. De linosnede en de houtsnede waren daarvoor ideale technieken.
Andere grote kunstenaars die met de techniek werkten waren bijvoorbeeld Pablo Picasso, Henri Matisse, Wassily Kandinsky, Markus Lüpertz, Joan Miró, Marc Chagall, Georg Baselitz, Jörg Immendorff en in Nederland Dick Ket, Corneille en Klaas Gubbels. En dus ook M.C. Escher. Door hun brutale, onconventionele benadering van de techniek hebben met name Baselitz en Immendorf een belangrijke bijdrage geleverd aan de bevrijding van de linoleumsnede uit de sfeer van de kunstnijverheid en huisvlijt.
Gerd Arntz, Eschers vriend en medebestuurslid bij De Grafische (Vereniging tot bevordering van de grafische kunst, opgericht in 1912), was een graficus die zijn hele leven met de techniek heeft gewerkt. Al in de jaren twintig maakte hij zijn isotypen zo en na de Tweede Wereldoorlog ging hij er mee door in zijn vrije werk, zijn boekillustraties en in zijn werk bij de Nederlandse Stichting voor Statistiek in Den Haag.
Lithografie is een zogenaamde vlakdruktechniek. Het woord is afgeleid van de Griekse woorden λίθος (lithos - steen) en γράφειν (grafein - tekenen/schrijven). Bij lithografie wordt de steen niet ingekerfd, bekrast of gesneden zoals in bijvoorbeeld een houtsnede, maar deze techniek maakt gebruik van de chemische eigenschappen van olie en water. Die willen zich niet mengen en hun onderlinge afstoting is de basis voor het drukken van een litho.
De houtsnede is de oudste bekende grafische techniek. In China werden voor onze jaartelling al houtblokken gebruikt om beelden in te snijden. Een houtsnede wordt van oudsher gemaakt in een plankje van een fruitboom, bijvoorbeeld een appel- of perenboom. Dit hout heeft een mooie fijne nerf, waardoor het stevig is, maar zacht genoeg om in te snijden. Al het hout, behalve dat van het uiteindelijke beeld, wordt weggesneden door middel van gutsen
In 1946 gaat Escher voor het eerst in mezzotint werken. Dit is een speciale en arbeidsintensieve diepdruktechniek, waarbij het oppervlak van de koperplaat met een zogenaamd wiegijzer ruw wordt gemaakt. De opstaande randjes die hierbij gecreëerd worden, heten bramen. In de bramen blijft de inkt goed hangen, zodat er een mooi diepe kleur zwart ontstaat. De lichtere delen ontstaan door de bramen weg te halen met een zeer scherp gereedschap, een schraapijzer.