In Dag en nacht vliegen witte en zwarte vogels over een Hollands landschap. De witte vogels vliegen naar rechts, door de nacht. Vanuit deze donkere lucht ontstaan zwarte vogels, die naar links de dag in vliegen. In een verticale beweging, op het punt waarin de vogels elkaar ontmoeten, transformeren ze geleidelijk tot de akkers die het landschap vormen. Voor de basis van deze metamorfose gebruikt Escher een vlakvulling. Dit is een motief waarvan de buitenlijnen aan alle kanten naadloos aansluiten en eindeloos herhaald kan worden. Escher noemt de vlakvulling “de rijkste bron van inspiratie” die hij ooit heeft aangeboord.
Deze prent is een voorbeeld van de nieuwe richting die Escher halverwege de jaren 30 in zijn prenten opzoekt. De thema’s eeuwigheid en oneindigheid spelen hierin een steeds grotere rol. Dag en nacht wordt uiteindelijk een van Eschers meest populaire prenten. In zijn leven drukt hij er ruim 600 van af.