Hoewel de prent Dag en nacht meer dan 650 keer door Escher is afgedrukt, is de minder afgedrukte Lucht en water I ongetwijfeld een van de bekendste werken bij het grote publiek. Deze houtsnede zien we op posters, bekers en dekbedden gereproduceerd en hij wordt vaak in reclames gebruikt. Van auto’s tot Escher-tentoonstellingen, zoals bij de twee exposities die in 2011 in het Spaanse Granada werden gehouden.
Lucht en water is, zoals wel vaker bij Escher, een eenvoudig als ook een complex verhaal. We beginnen bij de vierkante houtsnede, omdat dit ook eerste versie is. Wat gebeurt er in deze prent? Ik ben geneigd van onderen naar boven te kijken, dus vanuit het water naar de lucht, maar de titel suggereert de omgekeerde beweging vanuit de lucht naar het water. Hoe dan ook, er vindt een transformatie plaats, een verandering die we voor onze ogen zien gebeuren en toch duurt het even voor we echt zien wat er aan de hand is.
Dit werk is zo’n mooi voorbeeld van Eschers bekende uitspraak dat hij orde wil aanbrengen in de chaos die het dagelijks leven toch vaak lijkt te zijn. De eerste indruk is ook een van orde: vogels en vissen gaan allemaal in een keurige ruit naar rechts. In principe lijkt het mogelijk dat vogels vissen kunnen worden en omgekeerd. Daarover raak je verbaasd, omdat er in het midden van de prent iets wonderlijks gebeurd en zo roept Escher met zijn orde tegelijkertijd verwarring op. Zo werkt zijn manier om ons ‘te bedotten’, zoals hij het noemt. Langzaam voert hij ons in een voorstelling die mogelijk lijkt. Tot we ons bewust worden een onmogelijkheid te bekijken, waardoor we weer voor het beroemde “Escher Knippermoment” staan: weer realiseren we ons naar iets onmogelijks te kijken (vogels kunnen geen vissen worden) en toch zien we het.
Bij Lucht en water I (zo ook bij Lucht en water II) heeft dit met het herkennen en uit elkaar halen van de voor- en achtergrond te maken. Onze hersenen kunnen niet zowel een voor- als ook achtergrond tegelijkertijd ontcijferen. Bij de vogels in de lucht valt weg dat hun tussenruimtes in feite uit vissen bestaan. Escher past een truc toe. Als we zoals in de uitsnede hieronder, de onderkant van de bovenste vogel nog net in beeld houden en de volgende horizontale rijen tot bijna halverwege de prent isoleren, zien we makkelijker wat er gebeurt:
Door de ruimte tussen de hoogste vogels ontstaat het gevoel dat deze vrij in de lucht vliegen. Maar de tussenruimte tussen de vogels krimpt van boven naar beneden. In de onderste ‘regel’ van dit fragment is de gelijkwaardigheid van voor- en achtergrond goed waar te nemen. Escher zet hier een gewone zwart-witte vlakvulling in elkaar. (Ter herinnering, vlakvullingen zijn: “geometrische figuren wier vormen …. het vlak in congruente gedaante en in ritmische herhaling vullen zonder dat er een ‘leegte’ overblijft.”*) In dit deel van Lucht en water I worden zowel de vogel als de vis minimaal aangeduid.
In het middendeel zit een wisselwerking tussen vogel en vis die goed te zien is als we het fragment met een ‘regel’ aan de onderkant uitbreiden. Van boven naar beneden zien we de gedetailleerd weergegeven onderkant van drie zwarte vogels: de veren en de pootjes zijn goed te zien. De tussenruimte van de vier vogels eronder lijkt de lucht te zijn. Dat geeft het gevoel dat de vogels op de voorgrond vliegen. Ze vliegen in de lucht.
Deze vier vogels hebben minder details, maar zijn toch heel goed herkenbaar door een paar details. Onder hen verschijnen horizontaal drie en halve witte vissen die slechts door een oogje en de lijn van hun lijf herkenbaar zijn. Tussen de vissen vliegen drie niet gedetailleerde zwarte vogels. Hun kopjes zijn puntiger geworden waardoor ze in de hoek van staart en buikvin van de vissen passen. De vissen hebben wat ingedeukte koppen waardoor ze bij de opengeklapte vleugels van de vogels aansluiten.
In de rij daaronder is de detaillering omgekeerd: de vogels zijn silhouet geworden en zowel de vorm van de vissen als ook hun detaillering zijn vrij realistisch. In het laatste deel zet de zwarte ruimte tussen de vissen steeds meer uit, zodat het idee van een school vissen die in zwart (diep) water zwemt realistisch aanvoelt. Het zwart verliest zijn associatie met de vogels boven het water: het wordt de natuurlijke omgeving van de vissen, zoals het wit in de bovenste helft voor de vogels als lucht voelt.
Om deze ontwikkeling te ontleden moet de toeschouwer tijd nemen het beeld goed te analyseren. Doe je dit niet, dan wordt het een janboel in je hoofd. We zijn nu eenmaal gewend voor- en achtergrond gemakkelijk van elkaar te kunnen onderscheiden. De verticale opbouw van de prent voorkomt de helderheid die er horizontaal gelezen wel degelijk in zit. Escher dwingt ons heel slim door de puntige ruitvorm het werk eerder van boven naar beneden te bekijken, dan de afbeelding van links naar rechts te begrijpen. De gestreepte rand, het kader dat Escher om deze ruit heeft gezet, stimuleert in eerste instantie de verticaliteit van de prent, pas later zie je hoe mooi vissen en vogels uit die rand opduiken of erin vervagen.
Lucht en water I is afgeleid van een studieblad dat Escher in juni 1938 maakte. Voor de prent heeft hij het motief verstrakt, gespiegeld en in zwart/wit overgenomen:
Dit blad, zo zien we in het standaardwerk over de vlakvullingen van Escher Visions of Symmetry van Doris Schattschneider, is een variatie op twee studies voor vlakvullingen die hij eerder in 1938 maakte. In februari van het jaar 1938 tekende Escher de bekende vlakvulling met de lichtblauwe en witte vliegende vogels. Hij gebruikte die meteen in Dag en nacht in dezelfde maand.
In maart 1938 ontwierp Escher het volgende studieblad met een vlakvulling in drie kleuren met alleen maar in elkaar schuivende vissen. In juni volgt de combinatie waarin vogels en vissen in elkaar schuiven.
Een half jaar later volgt Lucht en water II. Een prent waarin de verticale verdeling door de vorm wordt geaccentueerd. Deze houtsnede is minder ingewikkeld te lezen dan de eerste Lucht en water. Hoewel er duidelijke verticale assen in zitten, leest de prent toch diagonaal vanuit linksonder naar rechtsboven de vogel met de meeste details. Het is wel belangrijk deze prent ook nog eens te analyseren. Het grote verschil met Lucht en water I is dat de vogels en vissen per horizontale ‘regel’ zijn gespiegeld.
Waar bij Lucht en water I de vogels en vissen allemaal naar rechts bewegen, zien we hier een beweging die om en om is gespiegeld. In dit detail zien we van boven naar beneden aan de linkerkant de eerste zwarte vogel uit de centrale vlakvulling naar links vliegen, de tweede daaronder vliegt naar rechts en de bijpassende vis zwemt ook naar rechts. De meest linkse vis eronder zwemt naar links en zijn horizontaal erbij passende vogel gaat mee naar links. Dus om en om bewegen vogels en vissen zich of naar rechts of naar links.
Deze vlakvulling ontwikkelt vanuit de middenlijn een zelfde systematiek als in Lucht en water I: de centrale horizontale lijn vissen en vogels krijgt naar beneden (de vissen) en naar boven (de vogels) steeds meer details. Hoewel de spiegeling per horizontale rij in een beschrijving ingewikkelder klinkt, is het visueel minder verrassend. De band die Escher om de voorstelling maakte is ook minder organisch dan in Lucht en water I, waar de beesten vanuit de rand lijken op te bollen of er weer in weg zakken.
In 1964, bijna dertig jaar later, stond een reeks lezingen gepland in Canada en Noord-Amerika. Die acht lezingen kwamen door een spoedopname in het ziekenhuis te vervallen. Escher had ze echter al volledig (in het Engels) uitgeschreven en van aanwijzingen voor dia’s en dergelijke voorzien. Over het studieblad, nummer 20, en de daarbij passende gesneden houten bol zegt hij het volgende:
“Nu volgen twee pogingen om het idee van onbegrensdheid te symboliseren. Links weer een deel van een plat vlak, dat eindeloos met gelijkvormige visfiguren gevuld zou kunnen worden. De eenvoudigste manier om het fragmentarische voorkomen van dit soort verbeeldingen tegen te gaan, is om in plaats van een plat stuk papier een bol te nemen en het gebogen oppervlak daarvan in een beperkt aantal van deze figuren te verdelen. Als men deze bal in zijn handen rondwentelt, verschijnt vis na vis in een eindeloze opvolging. Hoewel beperkt in aantal, symboliseren zij het idee van onbegrensdheid op een manier die op het platte vlak onbereikbaar is.”**
Daarmee bevestigt Escher de overeenkomst tussen oneindigheid/onbegrensdheid en het gebruik van de vlakvulling.
PS. Tijdens de tentoonstelling M.C. Escher. Universos Infinitos in het Parque de las Ciencias van Granada (2011) hing een prachtige mobiel met de vissen en vogels uit Lucht en water I die zachtjes in de luchtstroom van de airco bewogen in de hal.
* Ingekort citaat uit Phoenix: maandblad voor beeldende kunst 2 (1947), 4, in de rubriek Nederlandse Grafici vertellen van hun werk.
** Het Oneindige, M.C. Escher over eigen werk, met een bijdrage van J.W. Vermeulen, Meulenhoff, Amsterdam 1986, pp. 42-43.