“Gedurende de omzwervingen lijkt dat alles werkelijkheid, maar later in de herinnering erkent men dat het was als een droom; denk ik nu terug aan wat ik het voorjaar in Corsica doorleefde, herinner ik mij een geluid, een geur, een stemming, dan wordt mij de ontroering te machtig,”
Dit schrijft Escher in 1928 aan zijn jeugdvriend Bas Kist die inmiddels advocaat in Amsterdam is geworden. Escher reisde in juni 1928 samen met zijn schoonvader Arturo Umiker naar het Franse eiland. Zoals gebruikelijk maakte Escher ook tijdens deze reis schetsen voor prenten die hij later in het jaar zou maken. Deze reis leidde in oktober 1928 tot de houtsnede Bonifacio.
Het is een opmerkelijke prent. Net als in de litho Castrovalva die Escher een jaar later maakte, is ook in dit kunstwerk een beweging te zien die in eerste instantie niet opvalt. Bij Bonifacio springt de enorme rotspartij in het oog, die bijna twee derde van de toch al smalle houtsnede in beslag neemt. Bovenop de rotsformatie ontdekt men muren met huizen: het stadje Bonifacio. De bewoners bouwden indertijd zo hoog op de rotsen uit veiligheidsoverwegingen, tegen de aanvallen uit zee door de Saracenen.
Als we naar de prent kijken hebben we het gevoel naast de kunstenaar te staan, op de rand van een hoog plateau. De huizen van Bonifacio liggen nog iets hoger. In deze prent maakt je blik niet zoals in Castrovalva een rondgang. Je hebt eerder het gevoel meteen de diepte direct voor je voeten in te kijken. Het witte gekrulde stukje strand onderaan de rotsen trekt de aandacht en voor je het weet, rolt je blik de zee in. Vervolgens kijk je via de rotspunten in zee en de bosschages die tegen de hoge rots groeien weer omhoog tot aan de kleine struikjes onder het stadje. Daar kijk je naar links en zie je nogmaals de muur en de huizen van Bonifacio. Links van het stadje zie je de oplichtende horizon. Die ligt weliswaar net als het stadje op ooghoogte, maar intuïtief weet je dat de horizon verder weg is. Het stadje en einder vallen vrijwel samen, maar toch ligt het stadje dichterbij dan de horizon. Escher past een slim hulpmiddel toe om het verschil in afstand tussen Bonifacio op haar hoge rots en de horizon te laten zien: hij plaatst de huizen in een half rond lichtend vlak. Om dit te bereiken heeft Escher rondom het stadje alles weggestoken. (Houtdruk is een hoogdruk techniek: alles wat je laat staan, pakt de inkt, en alle weggesneden of gestoken delen liggen dieper en pakken dus geen inkt tijdens het afdrukken. Deze delen blijven wit, als je tenminste wit papier gebruikt).
De rest van de hemel bestaat uit minimale onregelmatige vierkantjes die hij ook nog eens met verschil van intensiteit afdrukte. Daardoor zijn sommige delen zwarter dan andere. Dit zorgt voor een natuurlijk verloop van de verte, dus de diepte in het werk. De horizon wordt gevormd door kleine streepjes en de zee bestaat uit onregelmatige langere streepjes die ook nog eens variëren van dikte. Het harde licht van het Middellandse Zee zorgt voor felle lichtplekken op de huizen. Het lijken dan ook eerder weerspiegelingen van de zee te zijn, dan huizen die in direct zonlicht staan.
Het verschil en de overeenkomst tussen zijn prent uit 1928 en de werkelijkheid van de foto’s uit 2006 zijn opmerkelijk. Er moet natuurlijk wel in beschouwing worden genomen dat Escher zijn prent altijd naar tekeningen maakte. Kennelijk zat hij voor de belangrijkste studies die hij voor dit werk gebruikte op dezelfde hoge positie als waar de foto van 2006 is gemaakt, namelijk op een andere hoge rots tegenover het stadje. Escher maakt de muur hoekiger en wie goed kijkt, ziet dat er, net als in Castrovalva, verschil zit tussen de werkelijkheid en de prent in het rijtje huizen. Een aantal veranderingen zullen de bewoners in de afgelopen tachtig jaar zelf aangebracht hebben, maar andere komen toch echt uit de keuze van Escher om een goed kunstwerk te maken. (Ik heb er ook nog een detail uit de foto van 1928 bij gedaan, maar die is vanuit een heel ander standpunt genomen, namelijk op het strandje helemaal aan de voet van de rotsen. Dat levert hoe dan ook een ander perspectief op, maar geeft toch ook nog steeds overeenkomsten).
Escher maakte een kunstwerk waarin de werkelijkheid leidraad is, maar niet de uiteindelijke en enige maatstaf. Het blijft wonderlijk dat hij juist door zijn interpretatie meer de kern treft, dan als hij de werkelijkheid pietepeuterig zou hebben gevolgd. De fotograaf uit 2006, een goede vriendin van me, herkende meteen en nog steeds de prent in de werkelijkheid.
Wie de foto met de prent vergelijkt, ziet ook andere verschillen. De foto is natuurlijk breder dan de prent waardoor het zwaartepunt op de verte komt te liggen en niet naar de diepte gaat. Een foto is eenduidiger dan een prent waarin de kunstenaar bewust je blik kan sturen. Daarnaast ontbreekt de zigzaggende overgang van eerst heel diep en dan weer omhoog naar de huizen en ook de verre horizon ontbreekt. Zelfs als de foto net als de prent heel smal zou worden afgesneden, krijgt de diepte minder aandacht dan in het werk van Escher. Hij overdreef duidelijk de ‘taille’ van de rots waar het stadje op staat. Dit is nodig om onze blik vanuit de diepte naar boven te krijgen. Hij benadrukte de horizontale lagen in het krijtgesteente en maakte de zee dichtbij de rotsen veel donkerder waardoor een heftig contrast met de witte rotspartijen ontstaat. Toch is de eerste globale indruk: ‘verhip het is nog steeds hetzelfde’.
Escher speelt op een hele slimme manier met onze waarneming. Ik denk overigens dat dit op een natuurlijke wijze tijdens het maken ontstaat. Daar denk je niet over na. Hij doet dit heel gewiekst. Het stuk zee het dichtst bij de horizon bestaat uit weggesneden hout en is dus voornamelijk wit met hier en daar een zwart golfje. Het stuk zee het dichtst bij de rotsen bestaat uit hier en daar een wilt golfje in een zwarte ondergrond. Daar zijn de golfjes dus weggesneden! Het gebeurt zo geleidelijk en natuurlijk dat het lang duurde voor ook ik de omslag onder woorden kon brengen.
In de prent Bonifacio gebeuren twee zaken die later een veel uitgesproken karakter in de Escher prenten zullen krijgen: ten eerste toont hij ons de essentie, het belangrijkste van deze speciale plek en ten tweede laat hij ons vrijwel ongemerkt een beweging meemaken alsof we naar een filmpje kijken en niet naar een houtsnede. Deze beweging is nog niet volmaakt, maar je ziet hoe Escher al doende dingen uitprobeert en zoekende is. Hij is hoogstwaarschijnlijk ook niet met een onmogelijke beweging bezig. Wie, zoals wij, terug kunnen kijken op Eschers ontwikkeling, zien dat hij dankzij verschillende tussenstappen uiteindelijk in het perpetuum mobilé -de eeuwig voortdurende beweging- belandt. Langzamerhand gaat hij zich bezighouden met kringlopen, de Möbiusband en nog ingewikkelder beeldcomposities als in Waterval, Klimmen en Dalen en Prentententoonstelling. Zonder vroege prenten als Bonifacio en Castrovalva, waarin hij het Italiaanse landschap naar zijn hand zet, waren de latere kunstwerken niet mogelijk.
In het Escher Archief van Kunstmuseum Den Haag liggen fotoalbums uit de tijd dat de familie Escher in Italië woonde. Het is grappig om te zien dat de foto die hij van zijn schoonvader en Bonifacio maakte tijdens de reis in 1928 een heel ander stadje op de rots laat zien, dan de prent die hij een paar maanden later afdrukte.
In 1933 ging Escher nog een keer naar Corsica en ook toen bezocht hij Bonifacio. Ditmaal reisden zijn vrienden, de Zwitserse schilders Josef Giuseppe Haas Triverio en Roberto Schiess, met hem mee. Na deze reis maakte hij geen nieuwe prent van Bonifacio.