Op 27 april 1936 scheept Escher zichzelf vanuit het Italiaanse Fiume (nu Rijeka, Kroatië) in op vrachtschip de Rossini. Eerder was hij per trein vanuit woonplaats Château d’Oeux naar Triëst gereisd. Met de Rossini vaart hij naar Venetië, Ancona en Bari. Op 2, 3 en 4 mei is hij in de Siciliaanse havenplaats Catania.
Daarna gaat het door naar Malta, Messina, Palermo, Napels, Livorno en Genua. Daar voegt echtgenote Jetta zich bij hem waarna het paar samen doorreist naar Spanje. Op deze prent is de vissershaven van Catania te zien, een houtgravure die hij later dat jaar maakt. Escher veroorlooft zich wat artistieke vrijheid in zijn prent: in werkelijkheid is de Etna vanuit dit standpunt niet op deze manier te zien.