Nadat Escher een deel van de bootreis met de Rossini langs de Italiaanse kust alleen heeft afgelegd, voegt zijn vrouw Jetta zich op 11 mei 1936 bij hem. Ze brengen een dag door in Genua, bezoeken Pisa (waarvan het bezoek herinnerd wordt in de prent Scheve toren), waarna ze op 13 mei doorvaren naar Savona. Omdat ze daar maar kort liggen, gaat Escher niet van boord. Hij maakt een foto van een bootje dat naast de Rossini ligt vanuit de patrijspoort van hun hut.
Hij begint ook direct aan een tekening vanuit hetzelfde standpunt. Hij beschrijft het moment in zijn reisdagboek:
“Aangezien er geen tijd was voor een teekening in de stad (om 11 uur zouden wij weer vertrekken) bleef ik aan boord en begon een schets van het patrijspoort in onze kajuit.”
Hij maakt de tekening pas af op 21 juni. Hij zit dan inmiddels op de Paganini, een schip waarmee hij en Jetta terugkeren vanuit Spanje naar Italië. De patrijspoort van dat schip bevalt hem beter en hij verwerkt die in de tekening. Ook het bootje verandert; Escher draait de boot en zet er een extra zeil op. Als hij de winter daarop een houtsnede maakt van hetzelfde onderwerp doet hij opnieuw een ingreep: het bootje is ineens een vrachtschip geworden.