Hoewel hij al vroeg in zijn carrière gefascineerd was door het principe van de regelmatige vlakverdeling dook Escher er in 1936 pas echt met volle kracht in. Toen begon een periode waarin hij talloze experimenten uitvoerde met manieren waarop een vlak gevuld kon worden met patronen van geometrische vormen. Dat deed hij in de vorm van tekeningen die hij maakte in schriften zodat hij grip kreeg op het onderzoeksproces.
In dat proces, en daar zit de grote kracht van M.C. Escher, wist hij die geometrische vormen om te zetten in herkenbare figuren. Aanvankelijk nog heel grof maar naarmate hij er meer bedreven in raakte werden de vissen, vogels, hagedissen, kevers, vlinders, paarden en andere dieren en vormen steeds verfijnder. De tekeningen waren een vorm van onderzoek maar hij haalde er ook ideeën uit voor nieuw werk of voor commerciële opdrachten. Ze hebben geen titels, alleen een nummer. In november 1950 maakte hij deze tekening, nummer 80. Het is een combinatie van nummers 73 en 74, waarin hij laat zien dat dezelfde vorm zowel een vogel als een vis kan zijn. De tekening vormt de basis voor zijn litho Predestinatie.
Volgens de grote kenner van Eschers vlakvullingen, Professor Dr. Doris Schattschneider, is de ontdekking van de 17 systemen van Pólya, samen met een definitie van de Duitse Hoogleraar F. Haag uit 1923, bepalend voor de ontwikkeling van de vlakvulling in het werk van M.C. Escher. Lees meer over deze connectie in het verhaal Ruiter van oud-conservator Micky Piller.