Van 26 april tot en met 28 juni 1936 maakt Escher per vrachtschip een rondreis langs de kusten van Italië en Spanje. Per trein gaat hij ook het binnenland in. Zijn vrouw Jetta vergezelt hem op een deel van de reis. Het paar genoot enorm. Het jaar daarvoor waren ze naar het Zwitserse Château-d’Oex verhuisd en ze hadden Italië in de tussentijd al flink gemist. Op 13 juni kwam Escher per vrachtschip aan in Livorno. Jetta was de dag ervoor weer naar huis gegaan.
Uit zijn reisdagboek:
“Om 10.10 ging ik per trein naar Pisa. Van de Piazza Vittorio tot het station nam ik de nieuwe trolley-autobus-tram, van hetzelfde model als die ik in Venetië van en naar Mestre zag: een zeer aangename en snelle verbinding. Om half elf te Pisa en per tram naar de Dom. Vanaf de 1ste omgang der scheeve toren maakte ik een tekening van de kathedraal, waar ik in een stuk aan door werkte tot half 4. Aan het station haastig een kleinigheid gegeten en om 4.18 terug naar Livorno.”
In het najaar begon Escher met het uitwerken van zijn tekeningen in zijn grafisch werk. Zo maakte hij houtsneden van het vrachtschip waarmee ze reisden en van Venetië en Ancona, houtgravures van Catania en Marseille en een litho van Nunziata op Sicilië. In januari 1937 maakte hij een houtsnede van de beroemde scheve toren. Meestal wordt de klokkentoren van buitenaf getoond, maar omdat Escher zelf naar de eerste omgang was geklommen, bereikte hij een bijzonder standpunt. De scheve zuilen van de toren contrasteren mooi met die van de naastgelegen kathedraal.
Lees meer in het verhaal Vrachtschip, waarin ook uitgelegd wordt hoe Escher tot deze rondreis kwam.