fbpx
Tickets bestellen
Adres
Lange Voorhout 74
2514 EH Den Haag
T: 070-4277730
E: info@escherinhetpaleis.nl
Terug

Jan Walch en Scholastica

Op 22 juni 1933 spraken de schrijver Jan Walch en Escher samen met uitgeverij Van Dishoeck over de uitgave van een verhaal van Walch dat door Escher geïllustreerd was met houtsnedes. Het verhaal was gesitueerd in het plaatsje Oudewater, dat bekend stond om zijn heksenwaag. Het werd beroemd in de 16de eeuw, omdat mensen die beschuldigd werden van hekserij hier een eerlijke kans kregen om hun onschuld te bewijzen. In veel steden en landen waren deze processen doorgestoken kaart, waardoor honderden onschuldige mensen verbrand of verdronken werden. Beschuldigden uit heel Europa kwamen naar Oudewater om de dood op de brandstapel te ontlopen.

In de zomer van 1931 hadden Escher en Walch samen het stadje bezocht. Escher maakte er foto’s en kocht prentkaarten die hem konden helpen bij de latere illustraties. Drie weken later stuurde hij Walch al de eerste houtsnede: een heks die in het holst van de nacht op haar bezemsteel boven het stadje zweeft. In totaal maakte Escher zes grote en dertien kleine houtsneden met personages uit het verhaal en een aantal vignetten. Onder de naam De vreeselijke avonturen van Scholastica verscheen het boek in 1933 bij Van Dishoeck. De samenwerking was geslaagd en deze illustraties waren ook commercieel interessant, maar voor Escher gold dat hij toch liever zelf een eigen wereld wilde creëren.*

M.C. Escher, Illustratie uit De vreeselijke avonturen van Scholastica, pagina 11, houtsnede, oktober 1931
De Telegraaf van 24 augustus 1940, met aandacht voor de drie illustratie-series die Escher heeft gemaakt: Flor de Pascua (1921), Emblemata (1931) en Scholastica (1932)

De uitgave van Scholastica zou het laatste boek zijn waarvoor Escher illustraties zou maken. Hij zette zich af tegen elke associatie met het vak boekillustrator. Toen de bibliofiele stichting De Roos hem in 1956 vroeg om een verhaal van Belcampo te illustreren, reageerde Escher principieel. Hij schreef in een brief aan bestuurslid C.J. (Karel) Asselbergs dat hij geen illustrator-van-nature was.

‘Mijn werk heeft niets illustratiefs. Illustreren wil zeggen: de ideeën van een ander adopteren, terwijl ik hoe langer hoe meer mijn eigen, persoonlijke (zelfs hyper-persoonlijke) gedachten in beeld tracht te brengen.’

Hij legde uit dat hij illustreren beschouwde als puur tijdverlies, omdat hij het als een plicht zag zich vooral te concentreren op de gedachten die hij in zijn ‘verbeeldingen’ uitte, een soort van gedachten die bij zijn collega’s zo goed als niet voorkwamen. Aan het verhaal van Belcampo, ‘Het grote gebeuren‘, lag het overigens niet.

‘Een meesterlijk verhaal, […] het allerbeeldenste dat hij ooit heeft geschreven’,

is het oordeel van Escher. Hij stelt voor zelf een boek voor De Roos te maken met daarin ‘woordillustraties’ bij zijn eigen prenten. Dat boek verscheen in 1958 en de tekst bevat Eschers ideeën bij zes van zijn eigen vlakverdelingen.

Bronvermelding

[*] Wim Hazeu, M.C. Escher, Een biografie, Meulenhoff, 1998, blz. 150
[**] M.C. Escher, brief aan C.J. Asselbergs, 17 mei 1956. Collectie Museum Meermanno | Huis van het Boek, Den Haag (archief De Roos).

Meer Escher vandaag