Tijdens de oorlogsjaren zakte de productie van nieuwe prenten flink in bij Escher. Het ontbrak hem aan inspiratie en hij had wel wat anders aan zijn hoofd. Maar dat wil niet zeggen dat hij helemaal niets creatiefs meer deed. Juist in de oorlogstijd wierp hij zich op zijn vlakvullingsschriften, waarin hij steeds nieuwe varianten bedacht voor het vullen van het vlak met regelmatige patronen. Tussen het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1939 en de Nederlandse bevrijding in mei 1945 maakte hij zo’n 35 nieuwe tekeningen.
Als je die serie bekijkt, lijkt de oorlog ver weg. Ook in die jaren wemelt het van de vogels, vissen, reptielen, kikkers, insecten, bloemen en schelpen. Alleen met de tekening die hij maakte tijdens Kerstmis 1941, met de engelen en duivels, lijkt hij iets te zeggen over de bizarre situatie waarin de wereld destijds verkeerde. Hij gebruikte het onderwerp ook voor zijn houten bol vol engelen en duivels die hij begin 1942 sneed.* De laatste tekening tijdens de oorlogsjaren, gemaakt in september 1944, kun je met wat fantasie ook als een metafoor zien. De rode en grijze vlinders vormen samen een peilloos diepe tunnel. Een afgrond van ellende waarmee Escher vooruit leek te kijken op het mislukken van Operatie Market Garden eind september en de hongerwinter die Nederland zou teisteren in de winter van 1944 en 1945. Zeer zware maanden zouden volgen waarin ook het gezin Escher het heel moeilijk had. Tussen deze tekening en de Bevrijding zou hij niet meer werken. Hij schreef erover in zijn dagboek:
‘Dat was het zwaarste wat ik beleefd heb: mijn tijd werd volkomen en volledig in beslag genomen door de materieele zorg voor het huisgezin; een materialisme (hoe ideaal ook omdat het grotendeels mijn gezin te stade kwam) waarvan ik soms bijna gek werd.’**
Zakagenda 1944
Bronvermelding
[*] Wim Hazeu, M.C. Escher, Een biografie, Meulenhoff, 1998, blz. 279.
[**] Wim Hazeu, M.C. Escher, Een biografie, Meulenhoff, 1998, blz. 295.