In het werk van M.C. Escher speelt beweging op een aantal manieren een belangrijke rol. Ik schreef in Bonifacio en in Castrovalva over de beweging die de toeschouwer in sommige prenten van Escher met zijn of haar ogen maakt, zo niet gedwongen wordt te maken. Daarnaast speelt beweging door verandering van vorm een belangrijke rol in bijvoorbeeld de drie Metamorphosen die Escher tussen 1937 en 1968 maakte. Een andere soort beweging die belangrijk is voor het werk van M.C. Escher is het perpetuum mobilé: de altijd doorgaande beweging. Deze laat hij zien in Möbiusband II, Ruiter en natuurlijk in het water van Waterval dat omhoog stroomt, dan neervalt op het waterrad en vervolgens weer omhoog loopt.
Er is nog een andere beweging die ik langzamerhand ontdekte: de beweging die je in je hoofd maakt om een speciale prent goed te begrijpen. Bij Andere wereld leidt dit tot een lichte verbijstering als je de moeite neemt langer bij het werk stil te staan. We kijken in de ruimte. Dat staat vast, maar hoe kijken we nu precies in deze ruimte?
Ik heb altijd het gevoel dat ik door het glazen plafond van een zwevend bakstenen kamertje op de maan aan de bovenkant van de prent door een aantal ramen kijk. Als ik links en recht voor mij kijk, dan kijk ik over de maan heen. Maar eigenlijk kijk ik tegelijkertijd aan de onderkant van de prent door het raam langs de maan de ruimte in. Mijn arme hersenen hebben hier een groot probleem mee, ik word – nog steeds na tien jaar – acuut een beetje draaierig.
Het kamertje is een optisch misleidende constructie door het zorgvuldig uitgevoerde kleine ruitjesmotief dat de illusie van bakstenen oproept. Escher stimuleert ons gevoel van werkelijkheid door de ramen aan beide kanten te voorzien van zuilen, maar die zuilen ondersteunen de raambogen in alle richtingen, in overeenstemming met het perspectief van het venster en de ruimte waar ze bij horen.
Hetzelfde spel herhaalt hij met de vrij hangende hoorn in het raam, die je dus ook van allerlei kanten kunt bekijken. Bovendien zet hij de Simurgh*, een oud-Perzisch fabeldier, in de vensterbank. Het dier in raam 1, waardoor we op de maan kijken, zien we ook van boven. In raam 2 kijken we tegen het dier aan, omdat we door het raam over de maan kijken. In raam 3 kijken we naar de onderkant van het dier, omdat we langs de maan in de ruimte kijken.
Deze slimme benadering laat mijn hersens ongetwijfeld zo tuimelen, want als ik een reproductie los voor me op tafel leg en die langzaam maar gestaag ronddraai, heb ik hier veel minder last van. Zo lang ik mij maar concentreer op dat ene raam dat aan de bovenkant verschijnt, volgt er iedere keer een perspectief dat mijn ogen en hersenen kunnen begrijpen.
Het is fascinerend om mee te maken hoe Escher, door vrijwel onmerkbare overgangen bij de ruitjes te creëren, zijn toeschouwer tot deze gelijktijdige driedubbele waarneming kan verleiden.
Een paar maanden voordat Escher aan Andere wereld begon, maakte hij Galerij. In januari 1950 schreef Escher in een brief aan verzamelaar en goede vriend ir. Paul Kessler:
“Galerij gedateerd XII-’46 maakte mij wanhopig toen ter tijd; de laatste hand legde ik eraan in april 1949. Andere wereld is een vervolg daarop en de lange litho Boven en onder is daarop weer een vervolg.”
De overeenkomsten en verschillen tussen Andere wereld en Galerij zijn opmerkelijk. Beide prenten gaan over een fictief zwevend gebouw in de ruimte. In 1947 bespreekt Escher in het maandblad Phoenix** het kamertje van Andere wereld. Hij legt uit dat de prent over de mogelijkheid gaat de omgeving als een vogel te zien zodat je tegelijkertijd alle kanten op kunt kijken. Zoals Escher schreef,
‘in een oogopslag’ ziet de vogel ‘voor zich uit, naar beide zijden, naar boven en naar beneden’.
Tegenwoordig kijken we er niet meer van op, maar indertijd was de wens een multi-perspectief te laten zien een bijzondere gedachte.
Kennelijk was Eschers eerste impuls de totale omgeving in één prent te laten zien door het type ruimte dat hij in Galerij uitprobeerde. Maar in Galerij is sprake van een zuigend perspectief. De duizelingwekkende directe draai die door Andere wereld in je hoofd plaatsvindt, kun je alleen in Galerij zien als je er echt naar zoekt. In principe overheerst in dit werk één perspectief en wordt de kijker meteen met enorme zuigkracht de diepte ingetrokken. Daardoor mist de toeschouwer dat het uitzicht uit het bovenraam anders is dan uit het onderste raam, hoe goed dit ook door Escher is uitgewerkt. De herhaling van de rij donkere vensters recht vooruit kadert de blik te sterk. In Andere wereld vindt echter vrijwel meteen de eerder beschreven draaiing in je hoofd plaats.
Tussen Galerij en zijn opvolger Andere wereld zijn nog twee grote verschillen: in Andere wereld hangt of staat in ieder venster de Simurgh, of er hangt een hoorn. In Galerij hangt er steeds boven de vogel een kleine zeppelin en beide voorwerpen zijn in alle ramen aanwezig. Gek genoeg geven, wat mij betreft, de twee objecten samen een veel statischer beeld dan de afwisseling uit Andere wereld. Als je zoals Escher een rondom beeld wilt geven, is Andere wereld geslaagd, hoe fascinerend Galerij op zichzelf ook is.
In eerste instantie vond ik Eschers verwijzing in de brief aan zijn vriend Paul Kessler naar de prent Boven en onder zeer opmerkelijk. In die prent zit een natuurlijke beweging van boven naar beneden. Er is natuurlijk de grote verrassing in het centrum waar het perspectief omdraait. Ik ervoer dit echter altijd in tegenstelling tot Andere wereld, als redelijk statisch. Dit was tot ik ontdekte dat dit centrale punt voor de helft ook zichtbaar is in de boven- en onderkant van de prent. Kortom, als je een oplage van deze prent aan elkaar zou leggen, zouden ze naadloos aansluiten en de voorstelling zou zich dus eindeloos herhalen!
Wie de drie prenten aan elkaar monteert – wat in het echt niet mogelijk is, maar digitaal wel -, ziet dan ook meteen waarom Escher de vergelijking tussen Andere wereld en Boven en onder maakt.
Dit soort ontdekkingen bevestigt mijn vermoeden dat de grote verborgen thema’s in het werk van M.C. Escher eeuwigheid en oneindigheid zijn: eeuwig doorgaand in een oneindige ruimte. Maar uiteindelijk staat alles altijd bij Escher in dienst van de verwondering. Naast de optische illusie gebruikt hij de perpetuum mobilé: de verandering van vorm en de regelmatige vlakvulling. Soms speelt het een de hoofdrol en soms een bijrol. Soms zie je het in een werk gebeuren en soms voltrekt het wonder zich in je hoofd.
Escher is een genereus man: hij laat ons met het grootste plezier delen in de verbazingwekkende voorstellingen die hij maakt.
De ouders van Eschers vrouw Jetta hadden hen voor hun huwelijk een beeldje van de Simurgh gegeven. Wanneer ze het tweede Romeinse appartement betrekken in 1926, maken ze foto’s van het interieur. Foto’s met Escher aan de tafel, Jetta lezend aan de tafel, Escher zittend op de bank, Jetta zittend op de bank enzovoorts enzovoort. Het is een serie van zes foto’s en op twee van deze foto’s staat de Simurgh goed in beeld.
* Een Simurgh is een oud Perzisch fabeldier dat net als de Feniks voortdurend herboren wordt en dus het eeuwige leven heeft.
** Phoenix, maandblad voor beeldende kunst, 2e jaargang, 1947; NR 4 juni in de rubriek Nederlandse Grafici vertellen van hun werk.