Nog tijdens zijn opleiding aan de Haarlemse School der Maatschappij voor Bouwkunde en Kunstnijverheid krijgt Escher een opdracht van zijn vriend Aad van Stolk. Van Stolk is vijftien jaar ouder dan Escher. Ze kennen elkaar doordat Van Stolk in 1919 met Eschers vriendin Fiet Van der Does de Willebois, de zuster van zijn vriend Jan, is getrouwd. Fiet en Aad wonen in Huis ter Heide en Escher logeerde een aantal keer bij hen. Waarschijnlijk is toen het idee ontstaan dat hij houtsneden ging maken bij de licht ironische teksten van Aad.
Het worden uiteindelijk 19 houtsneden, waaronder 4 kleintjes die in de tekst zijn geplaatst. Het hoofdstukje met deze 4 kleine werkjes gaat over Volmaaktheid, Onvolmaaktheid, Boze opzet en Karakterloosheid. Aad maakt hierin vergelijkingen tussen mens en dier, en dier en plant. De 4 kleine houtsneden zijn op de pagina gezet waar Van Stolk de associaties beschrijft die hij bij verschillende bloemen heeft.
Alle andere houtsneden hebben het formaat van een pagina, dat wil zeggen tussen de 9 en 12 centimeter. Het boekje is 15,7 bij 12,3 centimeter en is uitgebracht door de Hollandia-Drukkerij te Baarn in november 1921.
Fiet ontwerpt het omslag: onder een grote bloeiende boom die over beide kanten van het omslag loopt, staat op de voorkant een kindje. Het kindje doet denken aan de Chinese ‘zotjes’ die vaak op zeventiende-eeuws kraakporselein voorkomen. Het kindje zal eerder hun oudste kind voorstellen, Jantje van Stolk, die in de zomer van 1921 is geboren.
Fiet en de baby zijn ook terug te vinden in een prent bij het hoofdstuk over de Liefde, waarin een vrouw haar kind de borst geeft:
Van Stolk schreef voor Flor de Pascua een aantal min of meer filosofische teksten. Hij duidt de betekenis van begrippen zoals de Zondebok, Mooi en De Theosophie.
Twee sleutelbegrippen uit zijn vroege prenten, natuur en perspectief, komen aan bod in Van Stolks kleine traktaatjes over de eenwording van de mens met het hogere en Het Geweten: het lokt en wijst, of liever het is als een lantaarntje. “Wen u aan dat zwakke licht, want gij hebt het eeuwig bij u en de zon laat u meestentijds in den steek.” Aldus Van Stolk; Escher maakte de bijbehorende kleine wandelaar op het smalle pad die bijgelicht wordt door een lantaarntje.
Maar misschien is het prentje Bolspiegel wel het opzienbarendst.
In rudimentaire vorm is dit de eerste uit een reeks van wereldberoemde prenten waarin een zilveren spiegelende bol de hoofdrol speelt. Het is daarmee de eerste in een reeks van dergelijke zelfportretten. De versie uit 1935 (rechts) is de bekendste.
Het is opmerkelijk dat Escher nog tijdens zijn opleiding in de vroege samenwerking met een vriend een groot deel van zijn belangrijkste thema’s heeft gevonden. In de loop van de volgende jaren heeft hij soms meer belangstelling voor het ene dan voor het andere onderwerp. Over het algemeen zegt men bijvoorbeeld dat Escher na zijn vertrek uit Italië niet meer naar de natuur werkt. Toch maakte hij ook na de oorlog nog verschillende prachtige houtsneden en litho’s die zonder intensieve natuurwaarnemingen niet mogelijk geweest zouden zijn. Hetzelfde geldt voor zijn voortdurende belangstelling voor het perspectief. Deze fascinatie is onmisbaar bij het opzetten van een goede optische illusie, om nog maar te zwijgen over het cruciale belang van de vlakvulling.
Aad en Fiet van Stolk zullen in het jaar 1922 nogmaals een belangrijke rol in Eschers leven spelen. In dat voorjaar reist hij met zijn schoolvrienden Bas Kist en Jan Van der Does de Willebois (de jongere broer van Fiet) naar Italië. Jan en Bas vertrekken na ruim veertien dagen. De volgende tien dagen wordt Escher vergezeld door Lex, het jongere zusje van Jan en Fiet. Ze reizen onder meer samen naar San Gimignano. In de aansluitende zomer wil Escher maar één ding: teruggaan naar het zuiden. Aad en Fiet willen met hun twee kleine kinderen enige tijd in Spanje gaan wonen. Ze vragen Escher mee tijdens hun zeereis per vrachtboot door de Golf van Biskaje en de Straat van Gibraltar naar Alicante. Zij betalen de helft van zijn reis als hij op de kinderen past. Zo komt Escher eind september via de havenstad Tarragona met de trein in Barcelona. Vandaaruit reist hij onder andere via Madrid en Toledo naar Granada en Córdoba.
In 1926, als Escher en Jetta na hun huwelijk in Rome wonen, krijgt hij een telegram van Fiet dat Aad is overleden. De Van Stolks woonden inmiddels ook in Italië, in Vietri. Escher gaat onmiddellijk naar haar toe en vindt Fiet en haar kinderen in berooide omstandigheden. Hij brengt hen onder in een hotel en regelt de begrafenis van Aad.
Naast de persoonlijke invloed van de Van Stolks op het leven van Escher, blijkt ook het kleine boekje Flor de Pascua een sleutelwerk in het oeuvre van Maurits Cornelis Escher door alle onderwerpen die hij hierin voor het eerst behandelt. In wisselende combinaties zullen begrippen als natuur, perspectief, vlakvullingen en spiegelingen hem altijd blijven bezighouden.